Verslag startbijeenkomst Wij zijn natuur

De eerste sessie van een nieuwe lezingen- en workshopserie van de Toekomstacademie trapt af tijdens de bruisende Dutch Designweek in Eindhoven. Ecoloog en filosoof Matthijs Schouten neemt de deelnemers op 26 oktober mee in een meeslepende lezing, waarmee het overkoepelende thema van deze reeks: ‘Wij zijn natuur’, een stevige inhoudelijke basis krijgt.

Bevlogen introduceert Schouten in een klein uur vier verschillende grondhoudingen ten aanzien van de natuur die de mens er in de loop van de geschiedenis op na heeft gehouden. Daarbij wordt steeds de zaal betrokken, om de genoemde houdingen te toetsen: Wat is herkenbaar, wat is comfortabel, of wat voelt ondertussen toch wat achterhaald?

Eigenaar of rentmeester…

Als eerst komt de grondhouding aan bod die Schouten aanduidt als heerser of eigenaar. Dit natuurbeeld heeft zijn oorsprong bij Aristoteles en gaat uit van hiërarchische indelingen van ‘lagere’ naar ‘hogere’ soorten planten en dieren, maar ook mensen. Het is een ordening met wat Schouten ‘doelstrevendheid’ noemt. Mineralen zijn er om planten te voeden, planten zijn er om dieren te voeden, dieren zijn er om mensen te voeden en helpen, want “zo wil de natuur dat”.

Vanuit dit eerste beeld wordt een brug gemaakt naar een zienswijze die verbonden is aan de Westerse Christelijke traditie: het rentmeesterschap. Schouten: “We hebben de aarde niet geërfd van onze voorouders, maar in bruikleen van onze kinderen.” In deze visie is de natuur geobjectiveerd: “We hebben de aarde tot een ding gemaakt”. Hij benadrukt dat dit uniek is aan de Westerse cultuur en dat dit is blijven resoneren tot aan “eergisteren” en bijvoorbeeld ook doorklinkt in de evolutietheorie van Darwin.

…partner of participant?

De derde grondhouding wordt het partnerschap genoemd, waarin de mens zich te midden van andere aanwezigheden bevindt. Ter illustratie haalt hij een anekdote aan over een slang die op de weg lag tijdens een reis in Azië. Door de pomphouder werd de slang met een grote stok in de bosjes gezet, zodat er geen auto overheen zou rijden. In dit beeld is de natuur niet geobjectiveerd, maar wordt gezien als entiteiten met rechten en bezieling.
Om de vierde en laatste grondhouding toe te lichten, gaat Schouten in op het idee van allesomvattende onderlinge verbondenheid. Aan de hand van een citaat over een vel papier, waarin je, als je steeds dieper kijkt, de grondstoffen ziet, de houthakker, de zon en uiteindelijk ook jezelf. In dit beeld stelt Schouten voor het werkwoord ‘zijn’ af te schaffen omdat het impliceert dat wezens op zichzelf bestaan. In plaats daarvan stelt hij ‘interzijn’ voor, want niks bestaat op zichzelf. De naam voor deze grondhouding is die van participant.

De eerste visie kan op weinig respons uit de zaal rekenen, de drie die daarop volgen krijgen steeds meer instemming. Iets dat aansluit bij de bredere maatschappelijke ontwikkeling: een generatie geleden werd er breed van uitgegaan dat wij eigenaren waren, nu vindt al driekwart van de Nederlanders dat we rentmeesters of partners van de natuur zijn. Een historische verschuiving, aldus Schouten.

Workshop

Actuele beleidsvragen

Na de lezing is het tijd voor de workshop, waarin gewerkt wordt aan twee casussen. Astrid Bennink is leerling boswachter en licht namens Staatsbosbeheer toe hoe verduurzaming van woningen op gespannen voet staat met de bescherming van vleermuizen en gierzwaluwen. De dieren nestelen in de spouwmuur, juist waar de eigenaar wil isoleren. Het onderzoekstraject dat nodig is om de juiste vergunningen te krijgen is lang en duur, wat voor particulieren niet meer in verhouding staat tot de winst van de verduurzaming.

Na Bennink is het woord aan Mirjam Segeren, kenniscoördinator buitenruimte en omgeving bij het Rijksvastgoedbedrijf. Haar dilemma ligt bij de Japanse duizendknoop, een invasieve plant die snel en sterk groeit en moeilijk te bestrijden is. Het vastgoedbedrijf heeft hectares grond in bezit in Natura 2000 gebieden die overwoekeren met deze plant. Wat is hiertegen te doen?

In groepen gaan de deelnemers aan de slag. Iedere groep krijgt twee posters waarop een van de casussen gekoppeld wordt aan een van de grondhoudingen. De opdracht: benader de casus vanuit die grondhouding. In een levendig geroezemoes vinden gesprekken en discussies plaats. Soms over heel praktische benaderingen van de problemen, soms wordt de interpretatie van de grondhouding juist heel fundamenteel bevraagd. Als een groep klaar is met een poster, wordt die op de muur gehangen in een kwadrant dat de grondhoudingen vertegenwoordigt.

Graven, verhuizen, bestrijden of samenwonen?

Na een klein uur is het tijd voor de groepjes om te presenteren waar ze aan gewerkt hebben. De eerste presentatie benaderde de kwestie van de Japanse duizendknoop vanuit de grondhouding van eigenaar. Ze stellen voor de gebieden waar de plant groeit hermetisch af te sluiten en de plant uit te roeien. Een andere groep met dezelfde combinatie stelt: zowel de Natura 2000-gebieden als de Japanse duizendknoop zijn problemen die we zelf gemaakt hebben, dus die kunnen we ook zelf oplossen. Dus graven we de hele heide af en planten nieuwe heide.

Een groep die zich vanuit rentmeesterschap met de vleermuizen heeft bezig gehouden, stelt twee verschillende opties voor. Enerzijds kan er gestopt worden met het isoleren in de spouwmuur en dat alleen nog maar aan de binnenzijde gedaan worden. Maar ze stellen ook graag de temperatuur ter discussie die we in huis willen hebben. Want als vijftien graden daar genoeg is, is isolatie dan überhaupt nog wel nodig?

De eerste groep die een speelsere manier van presenteren heeft bedacht, hield zich bezig met de vleermuizen als partner. De deelnemers nemen verschillende rollen op zich en geven de vleermuis letterlijk en figuurlijk een stem: in de presentatie, maar ook in de VVE. De conclusie is dat het mogelijk moet zijn om als menselijke en dierlijke bewoners samen in het huis te blijven wonen, maar dat het verhuizen van een van de partijen ook overwogen moet worden als dat niet lukt.

Degenen die zich als participant tot de vleermuizen hebben verhouden, presenteren hun bevindingen door elkaars zinnen steeds aan te vullen, zo komt de grondhouding ook tot uitdrukking in de presentatievorm. Ze zetten de vleermuis ‘op de radar’ en maken plekken in de stad waar vleermuizen het naar hun zin zullen hebben. Want: “we wonen toch samen?”.

Het centrum van dingen

Na de presentaties laten de deelnemers een paar minuten in stilte bezinken wat ze gehoord en besproken hebben. Vervolgens spreekt Rijkadviseur voor de fysieke leefomgeving Jannemarie de Jonge de deelnemers toe. Ze benoemt wat haar opviel en citeert daarvoor een aantal van de gesprekken en presentaties. Onder andere “De tijd is onze bondgenoot om rekening te houden met elkaar” en “De verwarming hoeft niet aan, we kunnen ook een extra trui aantrekken.” Ze besluit met de woorden “Wij interzijn”.

Tot slot vraagt Matthijs Schouten: is er iets gebeurd deze middag? Deelnemers antwoorden dat ze het mooi vonden om te merken hoe de verschillende grondhoudingen echt tot een andere benadering en andere gesprekken leidden. Hoe verder ze van het eigenaarschap af kwamen te staan, meer in verbinding met de natuur, hoe meer vragen ze stelden, hoe minder zeker ze werden van hun standpunt. Matthijs gaat daar op in met concluderende woorden: “Het beeld dat wij over de natuur hebben, zegt niks over de natuur, maar iets over ons als mensen. Als participant ben je een knooppunt in het geheel, dat betekent dat je moet zoeken en ervaren. Wij denken ons tot het centrum van dingen, maar dat is een illusie.”