Verslag bijeenkomst Economie=Ecologie
Tijdens de tweede sessie van deze lezingen- en workshopserie van de Toekomstacademie is Ambassadeur Natuurinclusief André van der Zande de spreker. De deelnemers komen op 14 december bij elkaar om te luisteren naar Van der Zande: ecoloog, voormalig directeur-generaal van het RIVM en voormalig secretaris-generaal van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Maar ook om zich daarna in workshops over een actuele casus te buigen en de resultaten met elkaar te delen.
Rijkadviseur voor de fysieke leefomgeving Jannemarie de Jonge opent met een beeld van de aarde, gezien vanuit de ruimte. Ze vertelt over ruimtevaarders die na het ervaren van dit perspectief doordrongen raken van de kwetsbaarheid en de nietigheid van de mensheid en onze aardbol. De inzet van deze reeks van de Toekomstacademie, zo licht ze toe, is ook om met een ander perspectief naar de wereld te kijken. Het thema van deze bijeenkomst is economie en ecologie. Twee begrippen waarvan lange tijd heeft het geleken, dat winst voor de één altijd verlies voor de ander betekent. Dat vraagt om een paradigmashift, naar een denken waarin economie en ecologie met elkaar verbonden zijn in wederkerigheid.
Inclusief v.s. exclusief
Na de woorden van De Jonge is de vloer voor André van der Zande. Zijn lezing begint met een uitleg van de begrippen natuurinclusief en natuurexclusief. De laatste staat voor een scheiding van functies. De eerste staat voor een verweving en heeft de voorkeur. Karakteristiek aan het natuurinclusief werken dat Van der Zande bepleit, is de verwevenheid van de natuur met de maatschappij. Het gaat dus nadrukkelijk niet om Natura 2000-gebieden, maar juist alles daarbuiten; de 70% niet beschermde natuur van Nederland. De benadering richt zich niet op specifieke gebieden of locaties, maar op de volgende domeinen: bouw, energie, financiële sector, gezondheid, infrastructuur, landbouw, onderwijs, vrijetijdseconomie, water en bedrijventerreinen.
Vanuit bezieling
Welke blokkades zorgen ervoor dat de natuurinclusieve benadering nog niet wijdverspreid is? Van der Zande zet ze uiteen in twee categorieën: de welwillenden en de onwelwillenden. Bij de eerste groep komt het veel neer op praktische belemmeringen: het ontbreken van investeringsbudget en/of betalingen voor diensten. Maar ook een gebrek aan een helder kader wordt genoemd: want wat is precies de kwaliteit van de natuur waarnaar gestreefd moet worden? En wanneer is het genoeg? In de tweede categorie noemt hij blokkades die voortkomen uit een gebrek aan kennis en overtuiging: het idee dat natuurinclusieve keuzes economische ontwikkeling belemmert en projecten vertraagt. Maar ook dat ‘natuurinclusief’ bij aanbesteding van projecten vaak simpelweg geen onderdeel van de opdracht is. Uiteindelijk vat Van der Zande de blokkades samen onder drie werkwoorden: willen, weten en kunnen. De aanpak van Agenda Natuurinclusief 2.0 wil bijdragen aan het opheffen van die blokkades door concrete voorbeelden van private partijen en (semi-)overheden die al werken in de praktijk centraal te stellen. Door dit te versterken en onder de aandacht te brengen, zullen de partijen vrijwillig en vanuit bezieling aan de slag gaan.
Institutioneel ontwerp
In de eerste lezing van deze serie, die in oktober 2023 plaatsvond, vertelde natuurfilosoof Matthijs Schouten over vier verschillende grondhoudingen ten aanzien van de natuur die de mens er in de loop van de geschiedenis op na heeft gehouden: eigenaar, rentmeester, partner en participant. Deze grondhoudingen komen terug in de workshops die volgen op de lezing. De aanwezigen splitsen in drie groepen om zich te buigen over een vraagstuk op het gebied van institutioneel ontwerp voor natuurinclusieve gebiedsontwikkeling. Dat gaat over het ontwerpen van de institutionele randvoorwaarden. De Jonge licht toe dat het gaat om de sturende laag die zich bevindt tussen de fysieke omgeving en het immateriële gebruik ervan, ook wel de ‘orgware’ genoemd, die zich tussen ‘hardware’ en ‘software’ bevindt. Iedere groep krijgt een van de grondhoudingen en een thema mee, van waaruit zij zullen kijken naar een concrete casus: de Nieuwe Veemarkt in Zwolle. Een gebied in ontwikkeling waarin 750 nieuwe woningen gepland staan.
Eigenaarschap achterhaald
Als alle deelnemers drie kwartier later weer bij elkaar zijn, presenteren de groepen hun bevindingen aan elkaar. De eerste groep die aan het woord is, had als grondhouding het rentmeesterschap en als thema ecosysteemdiensten. Ze stellen het planten van fruitbomen voor, of riet om daken mee te dekken. Ook benoemen ze dat het beperken van hitte- en wateroverlast woongenot toevoegt en kosten bespaart op lange termijn, wat beiden onderdeel kan zijn van een vertaling naar een business case.
De tweede groep ging uit van de grondhouding participant en boog zich over grondexploitatie-beleid. Deze groep stuitte op een tegenstrijdigheid: grondexploitatie draait bij uitstek om financiële kosten en baten en gaat uit van ‘bezit’. De houding van participant vraagt er juist om, steeds te denken aan andere gebruikers van de grond op een symbiotische manier. Dit leidde in het gesprek uiteindelijk tot een ‘commons gedachte’, waarbij ‘gezonde bodem een nutsvoorziening is’.
De ‘commons’ waren ook het thema waar de derde groep zich over boog, vanuit de grondhouding van partner. In plaats van een vereniging van eigenaren, stelt de groep een vereniging van harten voor. In deze vereniging is niemand eigenaar, “de kavel is van zichzelf”. Want handelend vanuit het hart, hoeft je ergens geen eigenaar van te zijn, om er voor te zorgen of verantwoordelijkheid voor te dragen.
Concreet én onbegrensd
Van der Zande vertelt in zijn slotwoord dat hij het inspirerend vindt, dat de deelnemers bereid zijn om grote stappen in hun denken te zetten en “in het diepe te springen”. Toch vraagt hij de praktijk niet uit het oog te verliezen: “Houd de ambitie hoog, maar kijk ook naar de kleinere stapjes.”
De Jonge zag hoe de groepen al werkende tot de conclusie kwamen dat denken over eigendom, kosten en baten in strijd kan zijn met de ideeën van een onbegrensdheid en lange termijn die horen bij natuurinclusieve ontwikkeling. “Zo zijn wij niet gewend te denken, in onbegrensdheid. Daar staan we nog ver vanaf, het is ingewikkeld. Toch denk ik dat het helpt om toch zo’n langetermijnperspectief te hebben. En als iets van een collectief van mensen kan zijn, waarom dan niet van het andere leven?”