Universiteit Utrecht - Methodiek Futuring

Op 8 december vond de tweede sessie van de Toekomstacademie van het College van Rijksadviseurs (CRa) plaats. Peter Pelzer van de Universiteit Utrecht lichtte de methodieken van ‘Futuring’ en het ‘Museum van de Toekomst’ toe. Volgens Pelzer zitten we vast in het kortetermijndenken. Hij legt uit hoe we de toekomst beter voorstelbaar kunnen maken. En dat gaat verder dan ‘mooie plaatjes’ maken.

Verder dan verbeeldingskracht

We trappen af met de noodzaak van ‘futuring’ – het verbeelden van de toekomst. ‘Ter voorbereiding van dit college pakte ik de publicatie De toekomst van Nederland van Floris Alkemade er weer bij’, vertelt Pelzer. ‘Een pleidooi om verbeeldingskracht te ontketenen: we zitten vast in kortetermijndenken. Kunstenaars, ontwerpers en wetenschappers kunnen ons de weg wijzen naar de verdere toekomst’. Hoe ze dat kunnen doen, verkennen we in deze Toekomstacademie.

Pelzer: ‘Verbeelding resoneert, dat vinden mensen interessant. Maar verbeelding is soms ook een stoplap, meer verbeelding alleen gaat ons niet redden. In dit college probeer ik de diagnose rond verbeeldingskracht scherper te stellen.’

‘Verbeelding is soms ook een stoplap: meer verbeelding alleen gaat ons niet redden’ Peter Pelzer

Botsende tempolagen

De eerste diagnose van Pelzer is dat we te maken hebben met een crisis van de temporele verbeelding. ‘Het is moeilijk om je langere tijdshorizonten voor te stellen, die bijvoorbeeld vijf generaties vooruit gaan. Zo is de klimaatcrisis ook een crisis van de verbeelding. Typische beelden die worden opgeroepen als het over de klimaatcrisis gaat zijn ijsberen op smeltende ijsschotsen of de hockey-stick-curve .’ Maar deze beelden lijken ver weg en abstract, terwijl de crisis dichtbij is.

Het maatschappelijke en politieke debat richt zich vaak op de nabije toekomst: de meest veranderlijke tempolaag van trends en commercie. Terwijl we voor de grote transities van nu het over de tragere, binnenste lagen moeten hebben als natuur en cultuur (zie schema: Brand, 1999).

‘Die tempolagen botsen en moeten met elkaar in verband gebracht worden’, stelt Pelzer. ‘Zo gaan grondexploitatieberekeningen bijvoorbeeld 20-30 jaar vooruit, terwijl scenario’s over zeespiegelstijging met een horizon op 2150 worden gemaakt. Dat zijn verschillende werelden; hoe breng je die twee bij elkaar?’.

Verbeeldingskracht is beter dan ontwerp

‘Er is iets ingewikkelds met verbeelding en verbeeldingskracht’, begint Pelzer zijn tweede diagnose. Ter verduidelijking haalt hij de Engelse termen imagination (verbeelding) en imaginary (verbeeldingskracht) aan. ‘Imagination is de individuele gave om de toekomst voor te kunnen stellen. Terwijl imaginary staat voor de gedeelde beelden van de toekomst’, zegt Pelzer. Bovendien benadrukt hij dat verbeeldingskracht breder is dan de term ‘ontwerpkracht’, in de zin van een ruimtelijk toekomstbeeld. Niet elk ruimtelijk probleem vraagt immers om een ruimtelijke oplossing.

Gesprek over het goede leven

Als derde diagnose stelt Pelzer de noodzaak voor een heruitvinding van de planologie aan de kaak. ‘Er is behoefte aan verhalen over de toekomst die ook gaan over vragen als: wat is het goede leven en hoe leven we met elkaar samen in die toekomst?’, stelt Pelzer. ‘Het visuele, meer specifiek het maken van kaarten, is wel heel dominant in ons toekomstdenken. Maar dat laat niet alles zien. Zo komt het zogenoemde ‘onderwaterscherm’, de systemen die onder die ruimtelijke visualisaties liggen, niet naar voren. We hebben meer verschillende instrumenten en uitingsvormen nodig om ook de meer onzichtbare culturele en institutionele aspecten van de toekomst te verbeelden.’

Het onderwaterscherm

‘Er is behoefte aan verhalen over de toekomst die ook gaan over vragen als: wat is het goede leven en hoe leven we met elkaar samen in die toekomst?’ Peter Pelzer

Meer dan kaarten

Rijksadviseur Wouter Veldhuis reageert dat hij juist blij is dat we inmiddels weer kaarten tekenen: ‘Dat was vijftien jaar lang not done.’ Al is hij het ermee eens dat de kaart niet het enige instrument is dat ontwerpers in kunnen zetten. Veldhuis vraagt daarom: ‘Welke typen verbeelding hebben we nodig voor de toekomst die we zoeken?’.

Pelzer noemt als voorbeeld de adaptatiepadenmethode van Deltares als alternatief naast het maken van kaarten. Op 19 januari a.s. licht Deltares deze methode verder toe in de Toekomstacademie. Hierin staat niet ruimte, maar juist tijd centraal, waardoor aanpasbare plannen gemaakt kunnen worden.

‘Welke typen verbeelding hebben we nodig voor de toekomst die we zoeken?’ Wouter Veldhuis

definitie

Vier verbeeldingslogica's

Pelzer en zijn collega Wytske Versteeg onderscheiden vier verbeeldingslogica’s: de manier waarop de toekomst tastbaar gemaakt wordt in het heden. Dit resulteert in ideaaltypen. De haalbare verbeeldingslogica stelt een toekomst voor die wenselijk en aantrekkelijk is. Denk aan visies, zoals de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening. Het doel is om te inspireren en aan te zetten tot collectieve actie. Een ander voorbeeld van een haalbare logica is Panorama Nederland van het CRa.

De contrasterende logica is de kern van het scenario-denken. Door verschillende toekomsten naast elkaar te zetten, leren we over de bandbreedte van die toekomsten. Met een ontregelende verbeeldingslogica probeer je juist een toekomstbeeld neer te zetten dat het dominante discours bevraagt: moeten we niet een heel andere kant op? En bij de procedurele logica wordt er geen toekomstbeeld neergezet, maar gaat het om het scheppen van condities om zelf over die toekomst na te denken.

Verbeeldingslogica

‘Welk object, gebeurtenis of persoon heeft een cruciale rol gespeeld in het komen tot jullie NL2100 en landt in het Museum van de Toekomst?’ Paul Kersten

Museum van de toekomst

Een oefening die Pelzer met zijn studenten heeft ontwikkeld is het Museum van de Toekomst. ‘We beginnen met een toekomstreis honderd jaar vooruit. Bedenk in wat voor toekomst je dan hoopt te leven’, vertelt Paul Kersten (adviseur Landschap bij de CRa en co-initiator van de Toekomstacademie). ‘Welk object, gebeurtenis of persoon heeft een cruciale rol gespeeld in het komen tot jullie NL2100 en landt in het Museum van de Toekomst?’ De deelnemers werken in duo’s en verbeelden hun belangrijke object, gebeurtenis of persoon.

De oefening resulteerde bijvoorbeeld in een klok zonder secondes en minuten. In 2100 rekenen we alleen nog in uren; een pleidooi voor vertraging. Een ander object luidde het einde van bezit in, als reactie op de uitdrukking van de filosoof Slavoj Žižek dat het makkelijker is om je het einde van de wereld voor te stellen dan het einde van het kapitalisme.

Maak de toekomst tastbaar

Tijdens de plenaire reflectie merken de deelnemers op dat ze radicale ideeën hebben ontwikkeld terwijl ze in het dagelijks werk binnen vrij veilige kaders blijven. Er wordt dus vooral volgens de haalbare en contrasterende verbeeldingslogica’s gewerkt – die bekend zijn in de beleidswereld – terwijl ook meer ontregelend en procedureel gedacht zou kunnen worden. Dit type oefeningen helpt de grenzen van het (toekomst-)denken op te rekken.

Het gaat bij de methode van het Museum van de Toekomst niet om het uiteindelijke object. ‘Het gaat om het gesprek dat je hebt over waarden en om te verkennen bij jezelf: vind ik dit utopisch of dystopisch, en waarom? Het helpt daarbij om iets te maken zodat je niet enkel vanuit woorden denkt’, vertelt Jaimy van Dijk (afgestudeerd binnen Spatial Planning aan de Universiteit Utrecht op het ontwerp van een procedurele verbeeldingslogica). Iets concreets en tastbaars maken, in dit geval een museumstuk, haalt de verre toekomst dichtbij en maakt die voorstelbaar.