PBL - Methodiek ruimtelijke verkenningen

3 november: PBL (Planbureau voor de Leefomgeving), David Hamers en Ed Dammers – Methodiek ruimtelijke verkenningen 2050 + werksessie

Toekomstdenken met het Planbureau voor de Leefomgeving

Op 3 november ging de Toekomstacademie van het College van Rijksadviseurs (CRa) van start. Een maandelijkse reeks colleges en werksessies over methodes van toekomstdenken die tot de zomer van 2023 doorloopt. Deze leeromgeving is onderdeel van het Toekomstatelier NL2100; een driejarig programma om de lange termijn toekomst van Nederland te verkennen. Het CRa staat hier niet alleen in, daarom nodigt ze diverse toekomstdenkers uit om van elkaars methoden te leren. Doel van het traject is het verder ontwikkelen en verrijken van deze werkwijzen. Tijdens het eerste college lichtte het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hun methodiek van de ‘Ruimtelijke Verkenning’ toe.

Omarm de onzekerheid

Met toekomstdenken probeer je de toekomst voorstelbaar te maken met als doel om in het hier en nu weloverwogen keuzes te maken om je op mogelijke toekomsten voor te bereiden of wenselijke toekomsten te realiseren. Als je nadenkt over de toekomst loop je per definitie tegen onzekerheden aan. Grote transities – rond thema’s als water, energie, circulariteit – vergen een lange adem. Omstandigheden kunnen in die tijd tijd op allerlei manieren veranderen. In het licht van de grote transities en de benodigde verduurzaming van Nederland, is het van belang te leren omgaan met die onzekerheden. Deze diepe onzekerheid vormde de aanleiding voor het PBL om te studeren op de methodiek van de Ruimtelijke Verkenning. ‘Omarm de onzekerheid’, is het pleidooi van Ed Dammers (onderzoeker Ruimtelijke Ontwikkeling en Toekomstverkenning, PBL). ‘Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Het is moeilijk om over de onzekere lange termijn toekomst na te denken.’

De laatste Ruimtelijke Verkenning dateert uit 2019, de nieuwe komt in maart 2023 uit. Met deze Verkenning werpt het PBL een blik op de ruimtelijke toekomst van Nederland in 2050 aan de hand van vier waardengedreven scena¬rio’s. ‘Deze scenario’s helpen om de bandbreedte aan mogelijke toekomsten van Nederland te verkennen vanuit een ruimtelijke, verbeeldende, narratieve en kwantitatieve blik’, vertelt David Hamers (plaatsvervangend sectorhoofd Ruimtelijke Ordening en Leefomgevingskwaliteit, PBL). Ze zijn gebaseerd op expertsessies, literatuurverkenning, visualisaties en modelberekeningen; zo maken ze verschillende toekomsten voorstelbaar, vergelijkbaar en bespreekbaar.

Voorspellingen, verkenningen en voorstellingen

De afgelopen decennia zijn er door toekomstdenkers verschillende methodes ontwikkeld, van prognoses tot scenariostudies en horizonscans. Afhankelijk van het soort opgave en de mate van onzekerheid, kun je drie typen toekomstdenken onderscheiden: voorspellingen, verkenningen en voorstellingen. Dammers: ‘Zo is een voorspelling een “extended presence”, trends uit het heden trek je door naar de toekomst. Bij verkenningen gaat gedachte toekomsten, het verkennen van alternatieve toekomsten, bijvoorbeeld met scenario’s. ‘Bij voorstellingen gaat het om ongedachte toekomsten – daar is de uitdaging het grootst om voorstelbaar te maken hoe die toekomst eruit kan zien’, licht Dammers toe. Zulke voorstellingen worden ook wel ‘speculaties’ genoemd. Hierbij worden bestaande en nieuwe ontwikkelingen tot in het extreme doorgevoerd of worden verschillende richtingen geëxtrapoleerd (Dammers, 2021).

‘Bij voorstellingen gaat het om ongedachte toekomsten – daar is de uitdaging het grootst om voorstelbaar te maken hoe die toekomst eruit kan zien’ Ed Dammers

3 soorten toekomstdenken

Voorstellingen van de toekomst

‘We ervaren dat een verschuiving optreedt’, aldus Dammers. ‘Enkele decennia geleden was er nog volop geloof in de maakbaarheid en de kenbaarheid van de samenleving waarbij voornamelijk werd ingezet op voorspellingen. Als we er niet uitkomen moeten we meer data verzamelen of de modellen verbeteren, was het mantra.’ Maar het wordt steeds duidelijker dat we die dienen toe te passen en dat voorstellingen van de toekomst steeds belangrijker worden. ‘De laatste jaren zijn we dan ook meer aan de slag met voorstellingen van de verre toekomst’, zegt Hamers. Daarbij verschilt de termijn van het toekomstdenken per discipline; per beleidsdossier wordt namelijk gekeken naar een andere horizon. ‘Het PBL rekent in dit geval met 2050 als lange termijn, waterexperts zien 2100 als lange termijn en voor woningbouw is 2030 al vrij ver.’

‘Het PBL rekent in dit geval met 2050 als lange termijn, waterexperts zien 2100 als lange termijn en voor woningbouw is 2030 al vrij ver’ Ed Dammers

Scenariocyclus

Scenario’s als middel

In de Ruimtelijke Verkenning van 2019 ‘Oefenen met de toekomst’ zijn toekomstige normatieve maatschappijbeelden ontwikkeld voor stedelijke ontwikkeling, infrastructuur en mobiliteit en de relaties daartussen. In de Verkenning die binnenkort verschijnt ontwikkelt het PBL deze vier scenario’s door voor vraagstukken over de hele breedte van de Nationale Omgevingsvisies. Daarin zal ook nadrukkelijker dan in 2019 het streven naar duurzaamheid een rol spelen. Hierdoor komen zij op de volgende vier beleidsscenario’s voor een duurzaam Nederland: Mondiaal Ondernemend, Groen Land, Snelle Wereld en Regionaal Geworteld. ‘Deze scenario’s zijn geen doel op zich maar een middel om bijvoorbeeld aan beleidsmakers keuzemogelijkheden en hun consequenties inzichtelijk te maken’, vertelt Hamers.

Beleidsscenario's PBL

Alle vier de scenario’s vergen een wezenlijke omslag. Om de huidige trends tegen te gaan moeten we als maatschappij bepaalde systemen fundamenteel veranderen. Bij het scenario ‘Mondiaal Ondernemend’ vooronderstellen we dat de samenleving de knop omzet van shareholders- naar stakeholderseconomie (maatschappelijk verantwoord ondernemen) en dat er een systeem van ‘true pricing’ wordt ingevoerd. Bij ‘Groen Land’ dienen we om te schakelen van vrijheid tot consumeren naar een beperkt persoonlijk omgevingsbudget (planeetpunten). In de ‘Snelle Wereld’ zullen we mono-en oligopolies van bedrijven moeten opbreken en naar bewaakte marktwerking moeten streven. En tot slot dienen we voor het scenario ‘Regionaal Geworteld’ te veranderen van nationale verdeling naar regionale zelfvoorziening (versterking lokale belastinggebied).

Toekomstacademie

Oefenen met de toekomst

Om de methode direct in praktijk te brengen gaan deelnemers van het CRa-team na het college in vier groepen uiteen om te werken aan een concrete casus: de lange termijn toekomst van de regio Eemsdelta. Iedere groep gaat aan de slag met een van deze vier beleidsscenario’s. Hierbij stond de volgende vraag centraal: Hoe kan de gemeente Eemsdelta en regio zich richting 2100 ontwikkelen en wat is daarvoor nodig? De deelnemers zoomen in op de thematiek van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit, de economische potentie en het unieke karakter van de regio.

Na de werksessie concluderen de deelnemers dat waardengedreven toekomstscenario’s helpen om de reikwijdte van verschillende mogelijke toekomsten te verkennen. En het geeft meer zicht op keuzes die je nu al kunt maken. ‘Door die extreme scenario’s krijg je vrij snel grip op de talenten of kansen die zo’n gebied in zich draagt voor de toekomst’, reflecteert Tertius Hanekamp (adviseur Ruimtelijke Kwaliteit en Innovatie, CRa). De meerwaarde zit hem erin dat je oefent met een bepaalde methode die je niet automatisch toepast. Door vanuit bepaalde spelregels met elkaar samen te werken, krijg je niet alleen een ander proces maar ook een ander product dan je gewend bent. ‘De vier scenario-modellen helpen om niet je eigen wensbeeld te projecteren op de toekomst’, Mike Emmerik (adviseur Mobiliteit en Verstedelijking, CRa). Zo kom je tot verfrissende en ongedachte inzichten. Bovendien is ook geopperd dat deze methodiek mogelijk goed kan werken in combinatie met een lokaal burgerberaad in de Eemsdelta.

‘De vier scenario-modellen helpen om niet je eigen wensbeeld te projecteren op de toekomst’ Tertius Hanekamp

Leeromgeving voor het ontwerpen aan de toekomst

De noodzaak om meer kennis te ontwikkelen over het toekomstdenken is helder. Het PBL benadrukt wel dat niet iedereen open staat voor het omarmen van die gepaard gaande onzekerheid. In ons land hebben we namelijk niet alleen een sterke poldertraditie, maar vertrouwen we ook op evidence-based-policy making. ‘Daarbij worden beleidsmakers vooral door de korte termijn in beslag genomen en eigenlijk willen ze dus niet dat je ver vooruit kijkt en veel alternatieven verkent.’ Want welke conclusies moet je eraan verbinden, wat betekent het voor beleid? Beleidsmakers zijn gericht op het bereiken van consensus en het opbouwen van coalities. ‘Je voorbereiden op de toekomst vergt tijd en ruimte voor reflectie, anders blijf je achter de feiten aanlopen’, aldus Dammers.

‘Je voorbereiden op de toekomst vergt tijd en ruimte voor reflectie, anders blijf je achter de feiten aanlopen’ Ed Dammers

Leergemeenschappen

Om het toekomstdenken verder te ontwikkelen raden de PBL-onderzoekers aan om leergemeenschappen te organiseren tussen toekomstverkenners en beleidsmakers. Om onverwachte ontmoetingen te stimuleren, dus niet alleen de “usual suspects” bij elkaar te brengen om daarmee nieuwe inzichten in te brengen en meer draagvlak te creëren. En om een vrije experimenteerruimte voor het toekomstdenken te creëren en deze vooral ook weer te verbinden met formele beleidsprocedures – anders blijft het vrijblijvend.