Jannemarie de Jonge maakte tijdens het Toekomstatelier een sprong in haar denken
Vertragen geeft nieuwe inzichten. Zo kun je kort samenvatten hoe Jannemarie de Jonge drie dagen Toekomstatelier in Zutphen heeft ervaren. Inspiratie kreeg ze van jonge mensen en van het gevoel van gezamenlijkheid. Hoewel honderd jaar vooruitkijken lang voelt, is dat rond klimaatverandering eigenlijk nog te kort. ‘Maar ik geloof in de inventiviteit van mensen.’
Wat levert drie dagen toekomstdenken in een andere omgeving op?
‘Enorme inspiratie! Ik kreeg in Zutphen een groot gevoel van gezamenlijkheid om aan grote opgaven te werken. En ook een gevoel van urgentie. De knop moet om. Tijdens het Toekomstatelier is weer gebleken dat je eigen denken door intensief samenwerken een sprong kan maken. Dat wist ik eigenlijk wel, ik heb dat in mijn carrière al vaker meegemaakt. Ik ervaarde het voor het eerst tijdens mijn afstudeerstage. Toen legden we met een groep ontwerpers en onderzoekers de basis onder de ecologische hoofdstructuur.’
Hoe kwam je in Zutphen tot die sprong?
‘Door te vertragen. Door de tijd te nemen om dieper te denken, om in verwarring te raken. Een van de aanwezigen zei later tegen me: ‘ik was extreem ontregeld’. Dat was ook de bedoeling. Als je even afgesloten bent van de waan van de dag en rust neemt dan kun je de stukjes van de puzzel bij elkaar passen. Het doel was om vanuit ontwerpkracht kansen te vinden in de enorme klimaatopgave. Ook kansen in termen van geluk, gezondheid en rechtvaardigheid.’
Jullie hebben gepraat over NL2100. Kon je iets met die termijn?
‘2100 is natuurlijk een lekker rond getal. Maar een kleine honderd jaar is niet genoeg als het om klimaatverandering gaat. Eigenlijk zegt dat jaartal weinig, we moeten nu al inspelen op de onontkoombare ontwikkelingen die ook na 2100 doorgaan. Als je naar de zeespiegelstijging kijkt is onze strategie van dijken en dammen op de lange termijn niet houdbaar. We kunnen het water onvoldoende weren en keren. We moeten onder de grond en boven de grond oplossingen en ruimte zoeken voor water. Daarover vooral hebben we het tijdens het Toekomstatelier gehad.’
De jonge provincie Flevoland kreeg een eigen sessie. Was het spannend om over de verre toekomst van die zelfgecreëerde provincie na te denken?
‘Het heeft zo’n meerwaarde om de expertise vanuit de uitvoerende rijksdiensten te bundelen. Bij Flevoland zijn Rijkswaterstaat, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het Rijksvastgoedbedrijf en Staatsbosbeheer betrokken. Die krijgen elk opdrachten van hun eigen ministerie. Maar we moeten de verschillende doelen juist met elkaar verknopen. Het is natuurlijk ook slimmer om in één keer samen aan de slag te gaan in plaats van alle opgaven apart op te pakken.
We leerden dat de dijken voorlopig nog sterk genoeg zijn, maar dat we rekening moeten houden met verdere bodemdaling, meer extremen in neerslag of droogte en verzilting. Daar moet je het ruimtegebruik in de polder op aanpassen. Het mooie is dat dat ook kwaliteit kan opleveren. Je kunt bijvoorbeeld met aquathermie energie uit water halen, je kunt wonen op het water en natuur de ruimte geven waar het voor landbouw te nat wordt. Als je zo naar de toekomst en naar veranderingen kijkt dan gaat het niet om wat je kwijtraakt, maar om welke kansen er zijn.’
Je zou denken dat mensen met ervaring de lange termijn aanvoelen. Jij raakte in Zutphen juist geïnspireerd door de jonge generatie.
‘Absoluut! Jonge mensen hebben minder moeite om heilige huisjes omver te schoppen. De jonge professionals van de toekomst, van het Nationaal Bodem- en Watertraineeship, hadden we om een interventie gevraagd. Dat deden ze op een geweldige manier. Ze zeiden dat alle kennis die we opdoen prachtig is, maar dat we met onze manier van leven de doelen niet in zicht krijgen. Ze confronteerden ons met onze slechte gewoonten. Het was bijzonder om letterlijk een enkelband te krijgen met daarop je gewoonte geschreven waar je vanaf wil. Die gewoonte moest je uiteindelijk onder stemmige muziek ten grave dragen.
Dat omverschoppen van een heilig huisje bleek ook in de sessie over verstedelijking in de zuidwest Veluwe. Door uit te gaan van het bodem- en watersysteem werd de gangbare manier van denken op zijn kop gezet. Door klimaatverandering kan het wel eens slimmer zijn om schone steden boven op de stuwwal te ontwikkelen en de natuur meer op de flanken en de lage gebieden. Het leuke is dat de oudere bestuurders en beleidsmakers de boodschap goed meekregen. Ik kreeg al in het weekend erna de vraag van een dijkgraaf die erbij was geweest hoe hij in contact kon komen met de jonge mensen.’
Hoe nu verder met dat toekomstdenken?
‘Vaak moet het water ons eerst aan de lippen staan voordat we in actie komen. Maar ik geloof in de inventiviteit van mensen. En de deelnemers aan het Toekomstatelier doen dat ook, bedrijven, universiteiten, kunstenaars, iedereen. Dat bleek ook bij een reflectiebijeenkomst over de driedaagse. We zeiden daarbij tegen elkaar dat één keer per jaar op zo’n manier vertragen te weinig is. We willen meer initiatieven, op tal van plekken, met netwerken die elkaar gaan overlappen met mensen die denken vanuit ontwerpkracht. Zo moet het een verhaal worden dat gaat stromen.’