Interviews en reacties
In een serie interviews bevragen we bezoekers van het Toekomstatelier over hun belevenissen op de publieksdag. Ze vertellen over opgedane inzichten, eigen ervaringen als het aankomt op toekomstdenken en wat er volgens hen nodig is om het lange termijn denken te koppelen aan korte termijn actie.
‘Wat kunnen we van bevers leren?’
‘Ik kom uit Ouddorp, Zuid-Holland. Dat ligt vlakbij Zeeland. Mijn opa en oma hebben de watersnoodramp nog meegemaakt. Ik wil meedenken: wat doen we om ervoor te zorgen dat zo’n ramp niet nog eens gebeurt? Gaan we vechten tegen het water of bewegen we mee en geven we de natuur de ruimte?
Mijn grootouders zien het klimaat veranderen, maar ze zien niet hoe de ingrepen die hun generatie heeft gedaan van invloed zijn op het nu. Dit is het moment waarop we ons bewust zijn van de langetermijneffecten van ons handelen en andere keuzes kunnen maken. Dan kan het er over honderd jaar anders uitzien. Het is belangrijk dat we hand in hand met de natuur optrekken.
Voor mij is dit een broedplaats. In de praktijk moet alles reëel zijn; tijd is geld. Tijdens de studie krijgen we juist de ruimte om opener te denken en creatiever te zijn. We zijn nu bezig met het water van de toekomst en doen een project over de Maas. Dit Toekomstatelier is onderdeel van onze studie. Hoe kun je meebewegen met water en natuur? Kunnen we stoppen met kunstmatig ingrijpen?
Zelf onderzoek ik hoe de bever omgaat met water. Hij maakt dammen om zijn eigen waterpeil rondom de beverburcht te reguleren. Als het nodig is, maakt hij er een gat in om hoogwater weg te laten lopen of juist water toe te laten, voordat zijn burcht volledig volloopt. Hij gaat flexibel met het water om, daar kunnen we van leren.’
Michelle Tanis, student Stedenbouw
‘De uitkomsten interesseren me niet’
Alles komt samen in de openbare ruimte, stelt onderzoeker Bertram de Rooij van Wageningen University & Research. Hij richt zich onder meer op de ruimtelijke kant van de verschillende transities, zoals water- en voedselsystemen, maar ook op de sociale, rechtvaardige kant daarvan.
‘Vroeger werd er een plan opgesteld en uitgevoerd, maar daarvoor is de realiteit nu te complex geworden. We moeten gaan denken als een vlechtende rivier: er zijn meerdere stromen vanuit een brongebied die samenvloeien in één rivier met een gedeelde eindbestemming. Landbouw, water, energie: het komt allemaal samen in hetzelfde landschap. De lange termijn heb je nodig om te zien of je de goede – niet per se de perfecte – dingen doet. Het gaat erom dat je handelen nu geen blokkades opwerpt voor de toekomst.
Ik ben blij dat de focus nu ook op de lange termijn ligt. Aan mijn studenten houd ik vaak het beeld voor van iemand die graaft en telkens kleine steentjes opduikt en die bewondert, maar daardoor nooit toekomt aan de grote stenen die dieper in de aarde verborgen liggen; de fundamentele vraagstukken waar we mee te maken krijgen. Dit is een zoektocht naar gedeelde perspectieven. De uitkomsten interesseren me niet, althans niet in eerste instantie, het gaat er vooral om dat we de juiste vragen blijven stellen: wat doet er echt toe.
Tijdens het Toekomstatelier heb ik veel nieuwe mensen gesproken. Het ging over hoe je ervoor zorgt dat transities rechtvaardig gaan. Wie niet aan tafel zit, kan daarvan de dupe worden. Kan iedereen mee in die grote veranderingen? Alle thema’s zijn belegd op ministeries, maar hoe gaan de ministeries samenwerken en belangen afwegen? En hoe breng je dat terug naar provinciaal en gemeenteniveau? Met een focus op de lange termijn, zul je keuzes moeten maken op de korte termijn. Ik merk dat iedereen hiermee worstelt.
De toekomstscenario’s van het IPCC bijvoorbeeld gaan uit van een enorme bandbreedte, maar hoe maak je daar beleid op? De oplossing is dat je vanuit het probleem zoekt naar het onderliggende vraagstuk. Dan stuit je op zaken die niet op jouw vakgebied liggen, en die vakgebieden betrek je erbij.’
Bertram de Rooij, onderzoeker aan WUR Wageningen University & Research
‘Planten denken vanuit overvloed’
‘Mij werd gevraagd om voor het Toekomstatelier na te denken over het thema consuminderen, iets waar ik me in mijn privéleven ook mee bezig hou. Ik heb onder andere een stempel ontworpen met een inspirerende zin uit een essay en boek van Robin Wall Kimmerer: “All flourishing is mutual. Al het tot bloei komen is wederzijds”.
Dat slaat op bloemen en planten, maar het is ook een metafoor voor een ander denken over economie. De huidige economie denkt vanuit schaarste; planten denken vanuit overvloed.
Het hier en nu is mijn sleutel naar de toekomst. De behoeftes en waarden van mensen zijn door de eeuwen heen niet veel veranderd. Bezig zijn met het dagelijks leven geeft me houvast, want de toekomst lijkt abstract. Maar elke keuze die we maken bepaalt de toekomst. We zijn gewend geraakt om de omstandigheden aan ons aan te passen, maar we moeten toe naar een wereld waarin wij ons aanpassen aan de omstandigheden. En dat betekent misschien wel niet 24 uur per dag stroom hebben.
Mijn werk gaat ook over hoe de systeemwereld – de wereld van beleidsmakers – zich verhoudt tot onze persoonlijke leefwereld. Als je aan de beleidstafel gaat zitten en nadenkt over de toekomst van onze ruimtelijke ordening, doe dat dan als mens, niet als beleidspersoon. Pas dan krijg je diversiteit in denkrichtingen.
Wat ik inspirerend vond aan het Toekomstatelier is dat de Rijksadviseurs van de beleidstafel de wereld in zijn gestapt. Mensen met allerlei expertises ontmoeten is essentieel. Het mag van mij nog radicaler: maak bijvoorbeeld een driedaagse wandeltocht met steeds weer nieuwe mensen.’
Anna Maria Fink, landschapsarchitect
‘In de steden blijft de bodem onderbelicht’
‘We staan voor een grote opgave. Denk aan de transitie van energie en data; aan klimaatadaptatie met als gevolg hitte, droogte en extreme regenval; circulariteit; schone lucht, wat vaak gelinkt wordt aan mobiliteit; flora en fauna, met name de afname van biodiversiteit; en de verdichting van de woningbouw. Hoe gaan we daarmee om? Het begint allemaal bij de bodem. We hebben een rijke geschiedenis met de bodem – als nutsvoorziening, qua biodiversiteit, circulariteit en grondstoffen – en toch is het een zwart gat. Zeker in de steden is de bodem een onderbelicht onderwerp.
Ik ben hoofdontwerper bij de gemeente. Met twaalf gemeentes en vijf ministeries werken we aan een integrale ontwerpmethode. We zijn een pilot gestart op de Amsterdamse Wallen: we gaan de komende tien jaar programmeren voor verduurzaming zowel onder als boven de grond.
Zoals steden nu zijn georganiseerd, lopen er allerlei programma’s naast elkaar en zouden de straten tot 2040 wel vijf keer moeten worden opengelegd voor werkzaamheden. We proberen het terug te brengen tot gemiddeld 1,2 keer. Het betekent eerder overleggen met nutsbedrijven en beheerders van de openbare ruimte; systeembarrières opsporen en oplossen.
Wat ik van het Rijk nodig heb, is dat zij met een plan komt voor de ruimtelijke ordening van de bodem. Liefst een ministerie. Nu hebben we een wethouder duurzaamheid, energie, openbare ruimte, maar er is geen gedeeld opdrachtgeverschap en geen gezamenlijke portemonnee. Wethouders en directies kijken elkaar aan en zeggen “hier ben ik niet van”.
Ook op landelijk niveau zijn er prachtige nieuwe kokers getrokken, maar in de bodem waar het allemaal samenkomt ontbreekt de regie. De doelstellingen die we in de steden hebben, kunnen we niet waarmaken, niet qua ecologie, financiën, menskracht, huisvesting. Het gaat de komende jaren echt dramatisch worden.’
Joyce van den Berg, hoofdontwerper gemeente Amsterdam
'Doe iets!'
‘Het Deltaprogramma is er om ervoor te zorgen dat Nederland ook op lange termijn veilig blijft en kan beschikken over voldoende zoet water. Ook bereidt het ons land voor op hittestress en extreme wateroverlast. De staf Deltacommissaris coördineert dat programma, jaagt aan, verbindt en ondersteunt bijvoorbeeld door een kennisprogramma spiegelstijging te ontwikkelen.
We richten ons op de periode na 2100. Dat is ingewikkeld, want meestal wordt er niet verder gekeken dan 2050-2100. Maar daarna barst de klimaatverandering pas echt los. Dan krijgt Nederland te maken met zowel droogte als overstromingen en verzilting.
Waarom we zo weinig aan langetermijndenken doen? Psychologen beweren wel dat mensen niet verder kunnen kijken dan één, hooguit twee generaties. De politiek heeft een horizon van vier jaar. De relatie tussen baten en lasten is lastig als je kijkt naar de langere termijn; je moet nu investeren en de opbrengsten daarvan volgen pas later. Bovendien is het lastig om ver in de toekomst te kijken; er is niet één stip aan de horizon, maar er zijn er vele.
Dit Toekomstatelier levert veel nieuwe inzichten op en pijnlijke waarheden. We moeten af van oude paradigma’s. Als het klimaat verandert, dan verandert de natuur ook. Het goede nieuws is: we kunnen er nog wat aan doen.
Mijn vraag is vandaag verschoven van #hoe dan naar #wanneerdan? We weten dat lage plekken van het land met de komende klimaatverandering niet toekomstbestendig zijn; dat drinkwater schaars wordt; en dat de zeespiegel stijgt.
De jonge generatie zegt: “Ga aan de slag. Doe iets” tegen bestuurders. Ik hoop dat het Toekomstatelier het nationale debat hierover opstookt. Met hun aanpak hebben ze goud in handen: Breng de dilemma’s in beeld, haal kennis van buiten en draag oplossingen aan.’
Lilian van den Aarsen, directeur Staf Deltacommissaris
‘Er moeten echt dingen veranderen’
‘Ik moest als PARK meteen advies geven over het Groene Hart en de regionale energiestrategie (RES). Het Groene Hart ligt in zeven van de dertig RES-regio’s. Natuurlijk moeten we nú heel hard aan het energievraagstuk werken, maar het landschap heeft het daarbij niet makkelijk. Dat belang verdedig ik. Juist voor de toekomst is een goed georganiseerd energiesysteem belangrijk, dat hangt samen met ruimtelijke ordening. Ik adviseer gedeputeerden die er hooguit vier jaar zitten, en vraag steeds aandacht voor de lange termijn.
Neem bijvoorbeeld aquathermie, waarbij je warmte haalt uit water. Stel dat je bodemdaling, daar heeft Zuid-Holland veel last van, kunt verbinden met hogere waterstanden, en dat daarmee een nieuwe energiebron gevonden wordt die past in de polderstructuur van het landschap?
Bij veel van mijn adviezen gaat het erom verantwoording te nemen voor de publieke belangen op de lange termijn. Daarvoor is regie nodig, en daar zijn de provincies en het Rijk een tijd schuw in geweest. Bij energie, maar ook bij problemen in de landbouw waar ik veel aandacht aan besteed. Er moeten echt dingen veranderen. Het is belangrijk dat het Rijk kaders biedt. Gelukkig lijkt daar nu weer meer steun voor.
Toen ik aantrad als provinciaal adviseur zaten we midden in de pandemie. Ik vroeg me af wat dat voor het landschap betekent, en dan niet alleen vanwege thuiswerken, want dat kan lang niet iedereen. Mensen zijn het belang van goede buitenruimte meer gaan zien. Daar valt in Zuid-Holland nog wel wat aan te doen.’
Nöel van Dooren, Park Zuid-Holland