Francesco Veenstra wil het toekomstdenken doorgeven
Een driedaagse onderdompeling in de toekomst. Voor Francesco Veenstra was ‘Zutphen’ zowel het startpunt voor een beweging als een bevestiging van wat hij sinds zijn aantreden al voelt en weet. De lange termijn moet wat hem betreft in de haarvaten van het Atelier Rijksbouwmeester gaan zitten. ‘Het gaat om een houding, een manier van ontwerpen, denken en handelen.
Hoe kijk je terug op het Toekomstatelier in Zutphen?
‘Het was indrukwekkend om met zoveel mensen bij elkaar te zijn en over de toekomst te praten. Ik vond het zinvol om met experts en belanghebbenden van gedachten te wisselen. We proberen natuurlijk een groep mee te krijgen en de wil om mee te doen blijkt groot. Naar de bijeenkomst op de laatste dag kwamen 160 mensen. De deelnemers voelden de urgentie om in de toekomst te investeren. ‘Hit-and-runacties’ op de korte termijn stuiten steeds meer mensen tegen de borst. In hun eigen organisatie is het misschien nog moeilijk om met de verre toekomst bezig te zijn. Je bent altijd met het nu bezig, altijd is iets anders urgenter. Wat wij doen met het Toekomstatelier is een platform aanbieden. We hopen dat het door anderen wordt opgepikt en dat het verandering brengt in ons denken en handelen.'
Waarom honderd jaar vooruitkijken?
Er zijn nu al zoveel opgaven die om een antwoord schreeuwen. 'Omdat je merkt dat alles wat we nu doen impact heeft op de lange termijn. Dat was vroeger ook zo. Kijk maar naar de aanleg van wegen. Sommige wegen bestaan al honderden jaren en hun structuur heeft onbeperkte waarde. Op knooppunten van die wegen werden de woningen gebouwd. De wegen en het netwerk bepalen nog onze mobiliteit. Voor bebouwing geldt het ook, gebouwen zijn onderdeel van ons erfgoed, de kans is best groot dat een nieuw gebouw er over honderd jaar nog staat.
Toen ik hier begon was al vrij snel duidelijk dat de toekomst, de lange termijn, nog niet in de haarvaten zit. En juist nu is dat broodnodig. We hebben de woningcrisis, de energiecrisis, de grondstoffencrisis. Ze hebben allemaal hun weerslag op de ruimte en vragen om actie met een blijvende impact.'
Wat heb je geleerd over de verre toekomst?
'Kijk, ik heb 25 jaar als architect gewerkt en als architect werk ik meestal in het hier en nu. Een woningbouwproject moet snel af zijn. Je focust eerst op het ontwerp en dan op het bouwproces. Maar het begint natuurlijk als mensen er gaan wonen. Als de woning af is, is dat het startschot voor het gebruik. Hetzelfde geldt voor een weg. Als die er ligt, gaat het niet om het asfalt maar om de verbinding tussen bestemmingen. Zo moeten wij kijken naar ons werk en dan met een blik in de verre toekomst.
Voor ons als Rijksadviseurs is onze termijn beperkt. Dat is goed, er komt telkens een frisse wind, het voelt als een estafette. Met het Toekomstatelier starten we nu een beweging die we doorgeven aan onze opvolgers. We zijn met z’n drieën en we hebben één agenda. We kunnen elkaar afwisselen en we beïnvloeden ook in elkaars domeinen.'
Jullie hebben ook over het Rijksbezit gesproken. Hoe zie je dat in het jaar 2100?
'Ik wil het gezamenlijk bezit koesteren en de meerwaarde inzetten. De afgelopen tien jaar moest er veel worden afgestoten. Wij willen het afstoten beperken. Je ziet nu dat we het bezit kunnen gebruiken voor tijdelijke opvang van vluchtelingen, zoals bij de Koepelgevangenis in Breda. Ook de defensieterreinen kunnen we beter niet verkopen, maar juist behouden. Als we ons best doen om de natuurkwaliteit te verbeteren heeft de hele samenleving daar wat aan. Ook daar speelt de lange termijn. Een periode van herstel duurt wel vijftig jaar. Ik denk dat we bij veel opgaven, rijksbezit of niet, moeten kijken of een ingreep omkeerbaar is. Kunnen we iets ongedaan maken zonder dat er schade ontstaat? We werken daarvoor nu aan een afwegingskader.'
Hoe vond je de inbreng van kunstenaars tijdens de driedaagse?
'Inspirerend. Wij werken als Rijksadviseurs onafhankelijk, maar voor kunstenaars geldt dat in de overtreffende trap. Vanuit een objectieve houding kunnen zij beschouwen. Ik zag dat zij met verbeelding en met vocabulaire een narratief bieden. Ik was daar zeer door verrast. Hans van Houwelingen gaf ons beelden, Laura van Dolron bracht een reflectief verhaal. Aan de ene kant kunnen ze nuances aanbrengen, aan de andere kant was hun botte scherpte bijzonder confronterend.
Experts op een ander terrein kunnen mooi duiden. Zo hadden we een demograaf, een econoom en een literair historicus onder de groep van experts. Dan leer je dat rampen in het verleden een transitie op gang konden brengen. Maar ook dat economische groei nog te veel leidend is. We hebben het veel minder over mentale gesteldheid. Als meetinstrument voor welvaart hebben we een gevoel bij 2,3 procent groei. Waarom niet ook aan geluk en tevredenheid een cijfer geven waarmee we de gesteldheid van de samenleving beter kunnen duiden?'
Wat is het belangrijkste inzicht dat je hebt opgedaan?
'Dat je jezelf als mens moet meenemen in het proces. Als professionals vergeten we dat vaak en schuilen we achter de rol die we comfortabel aannemen. Dat geldt ook voor mij als Rijksbouwmeester. Een persoonlijkere invulling vereist moed, maar kan juist bijzonder van betekenis zijn. Neem nu een wethouder: die is behalve wethouder ook inwoner van de gemeente en speelt wellicht in de plaatselijke band. Door je meer kwetsbaar op te stellen, ontstaat een groter begrip. Het zal helpen bij de moeilijke opgaven waar we op alle schaalniveaus voor staan.'
Hoe nu verder met het Toekomstatelier?
'Ik heb er grote verwachtingen van. Het gaat om een houding, een manier van ontwerpen, denken en handelen. Altijd de toekomst inkijken en het tijdpad meenemen. En regelmatig uit je bubbel stappen, mensen opzoeken met andere ideeën over de samenleving en de inrichting van het land. Vanuit het Atelier Rijksbouwmeester waren veel medewerkers erbij in Zutphen. Die zijn enthousiast en vertellen met ons het verhaal door. Zo werkt een olievlek die ik als een beweging naar de toekomst iedere dag graag groter zie worden.’