Speech Rijksbouwmeester
De 22e eeuw begint nu. Het is een slogan die ik in 2022 in iedere vergadering en bij iedere lezing uitsprak. Deze slogan was voor Wouter, Jannemarie en mij vanzelfsprekend in het verhaal over Toekomstdenken. Met deze slogan zouden we aandacht vragen voor het lange termijn denken en handelen. De slogan klonk zo vanzelfsprekend en rolde als vanzelf over mijn tong.
In de tijd dat ik als Rijksbouwmeester werk zie ik dat deze slogan in de praktijk steeds meer evident is. De stapeling van problemen in onze samenleving, in Nederland en ook daarbuiten, is het logische gevolg van het gebrek aan vooruitkijken en het gevolg van het handelen in het nu. Handelen dat bovendien dienstbaar is aan economische voorspoed en groei als ideaal voor de moderne samenleving.
De belangen die de instandhouding van deze maatschappijvisie domineren worden met veel macht en pressie verdedigd door de polderlobby. Vertegenwoordigers van sectoren polderen als wolven in schaapskleren om het toekomstige bij het oude te laten. Ik ben nu een paar jaar in Den Haag en zie dit spel van meer nemen dan geven ondertussen overal om mij heen. Om moedeloos van te worden, maar het maakt mij strijdbaar.
Wie ook strijdbaar is is theatermaker Anoek Nuyens. Zij stelde me laatst de vraag "ik wil van jou weten hoe het zit. Jij bent toch de geslaagde architect die deze rol wil vervullen?!” Ze gaf me een compliment verpakt in boosheid. "Jij zit toch met Den Haag aan tafel?!"
Ik ben niet van de radicale uitspraken. In ieder geval niet in het openbaar. Vaak kies ik voor nuance. In de tweede termijn van ons College lijkt het nu onvermijdelijk om radicalere standpunten uit te dragen. Omdat de 22e eeuw nu begint kunnen wij ons niet meer verschuilen achter een goedbekkende slogan. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, en zo’n heelmeester wil ik niet zijn. Ik wil solidair zijn met een volhoudbare toekomst! Daarom moet ik laten weten hoe het zit. Juist omdat ik aan die tafel in Den Haag zit.
Het begrip solidariteit heeft allerhande politieke associaties en filosofische betekenissen. Om die reden komt dit woord misschien ook niet vaak expliciet voor in de adviezen die we uitbrengen, verhalen die we vertellen, gesprekken die we voeren. Maar, dagelijks ervaar ik solidariteit. En die gaat verder dan de vele beleidsmatige uitwerkingen met een sterk financieel karakter. Bijvoorbeeld in de wereld van pensioenen, verzekeringen, kinderopvang, belastingen. Voor mij gaat solidariteit juist om het delen van de opbrengsten: sociaal, maatschappelijk, cultureel en ook economisch.
We leven in een tijd van grote heronderhandelingen: zie stikstof, zie de maatwerkafspraken voor grote vervuilers, zie zo ongeveer alle andere ruimtelijke dossiers. Daarbij staat het toekomstdenken weer op de kaart, tot richting de volgende eeuw, en dat is winst.
Om deze heronderhandelingen in het licht van solidariteit te bezien leen ik graag enkele woorden van Matthew Desmond, hoogleraar sociologie aan de Princeton Universiteit. Hij stelde onlangs in zijn boek Poverty, by America, dat armoede er niet ondanks, maar door onze welvaart is. In zijn boek geeft hij bijvoorbeeld aan dat we relatief goedkoop boodschappen kunnen doen, bezorgmaaltijden kunnen bestellen of pakketjes laten bezorgen dankzij onderbetaalde werkenden. En welgestelde burgers zo welvaart opbouwen over de rug van de werkende armen. Als we terugkijken in de geschiedenis lijkt het nooit anders geweest.
Volgens Desmond moeten we allemaal uitzoeken hoe wij verbonden zijn met het probleem. Want op die manier zijn we ook verbonden met de oplossing. Onze keuzes beïnvloeden uiteindelijk ook de politieke wil tot verandering.
Het is onmogelijk om bij het werken aan de grote opgaven van deze tijd principes, waarden en maatschappijvisie niet mee te nemen en expliciet te maken. In wat voor land, in wat voor wereld willen we met elkaar leven?
Met de verdere verstedelijking en verdichting van ons land gaat de onderlinge afhankelijkheid versterkt toenemen. We zullen ons bewuster moeten worden van onze onderlinge afhankelijkheid en verbondenheid. We moeten af van het adagium meer nemen dan geven. En gezien de duurzaamheidsopgave en groeiende verschillen in de samenleving is dat broodnodig.
Wat als we als opdrachtgevers, initiatiefnemers en ontwerpers de ‘Not In My Backyard’- houding omdraaien en stellen: wat kunnen wij doen voor de omgeving, waar ook wijzelf als samenleving uiteindelijk beter van worden? Wat als beleid niet telkens weer gemaakt wordt door mensen die gezond, tevreden en hoogopgeleid zijn? Wat als we solidariteit ook echt zelf gaan voelen, ernaar handelen en vertalen naar ruimtelijke ontwerpen?
Gisteren voerden we onder leiding van het collectief Building Conversation een agonistisch gesprek. Conflict in de politieke en maatschappelijke arena is belangrijk. De agonist is de tegenstander, niet te verwarren met de antagonist, de vijand. Tussen consensus en oorlog ligt een groot scala aan mogelijkheden waarin we elkaars tegenstanders kunnen zijn. Maar mensen die ergens tegen zijn, zijn ook ergens voor. Daar kunnen we elkaar vinden. Daar moeten we gebruik van maken, want daar bevindt zich de ruimte voor verandering.
Terug naar theatermaker Anoek Nuyens. Zij maakte een spraakmakende voorstelling over De Zaak Shell en werkt nu aan een project over Tata Steel. Morgen spreekt zij ons toe. In de geest van Anoek, met het Agonistisch gesprek als instrument en in het volle vertrouwen dat we ons hier in een veilige omgeving bevinden richt ik mij op twee aspecten van solidariteit in de ruimtelijke ordening van Nederland.
Laat ik een persoonlijk voorbeeld geven van broodnodige verandering, en hoe de waarde solidariteit mijn gedrag beïnvloedt. Ik rij graag auto, en eerlijk gezegd het liefst in één die van mezelf is. Waar ik het nog niet lang geleden belangrijk vond hoe mijn auto eruitzag en geen gêne voelde wanneer ik de parkeerplaats opdraaide, parkeer ik nu soms een straat verder, uit het zicht van anderen. Het geluk van autobezit maakt langzaam plaats voor ongemak door de ruimte die ik inneem, door de ruimte die ik anderen ontneem. Het is mijn gedrag aan het veranderen, en dat soms een beetje pijn.
Als we naar een groenere leefomgeving toe willen, als we nieuwe ruimte willen vinden in ons land, als we zorgvuldig met grondstoffen en energie om willen gaan, dan is het nodig opnieuw te overdenken wat mobiliteit voor ons betekent. Want wie gelooft er nog in het Trickle Down effect van subsidies op een Tesla of een dak vol zonnepanelen? Het is onwenselijk dat alleen rijke mensen rijker worden van duurzaamheidssubsidies of van fiscale voordelen. Daarnaast: we hebben niet zomaar voldoende grondstoffen om elk mens op deze aarde een elektrische auto te geven. En als die er wel zouden zijn, is het niet verstandig een onnodig groot deel in ons wagenpark te stoppen.
De simpele consequentie van deze gedachte, op het niveau van een gebouw en buurt, is dat we – vanuit de waarde solidariteit – moeten stoppen met de auto centraal te stellen in onze ruimtelijke ordening. Wijken worden nu nog bepaald door het aantal parkeerplaatsen in plaats van het aantal huishoudens. Het is een oud concept dat om verandering schreeuwt, ook al doet het ons pijn.
Dat betekent wel dat als we de onvermijdelijke keuze maken om minder auto’s in onze steden en dorpen een plek te bieden, het openbaar vervoer en andere alternatieve vervoersmiddelen ten volle ontwikkeld moeten worden. Zelfs als dat niet rendabel is. Ook dat is solidariteit. De komende decennia gaan we tal van zulke ruimtelijke en sociale herverdelingen en daarmee voor sommigen pijnlijke keuzes zien.
Dan een groter voorbeeld: In ons regioteam IJmond vragen we ons af welke plek er nog is voor grote vervuilende industrie in dichtbevolkte gebieden. En is er überhaupt nog plek voor clusters van zware industrie? Als we bodem en water sturend willen laten zijn, wat is dan de plek voor de grootverbruikers van ons water en van onze energie? De gemakkelijke weg is om mensen te vragen het opblaasbadje in de tuin wat minder vol te laten lopen, hun plantjes op het balkon niet meer zo vaak te besproeien met kraanwater, maar we weten inmiddels dat een beter milieu hooguit een beetje bij onszelf begint. De echte winst is vooral te halen door collectief moeilijke beslissingen te nemen die ons allemaal raken.
Vorig jaar, in Zutphen, stelden we het zo:
We moeten nu in het heden radicale beslissingen nemen, als we serieus bezig willen zijn met Nederland in 2100. Onze rol is om de politiek in duidelijke taal, met aantrekkelijke verbeeldingen en heldere adviezen te voeden. Zodat de collectieve ambitie om het anders te gaan doen een weg kan vinden.
Wat is de toekomst van Tatasteel in de IJmond? Het is moeilijk te verdedigen dat deze grootgebruiker en grootvervuiler nog bestaansrecht heeft wanneer we werkelijk naar een betere leefomgeving voor iedereen streven. Mocht iemand nog geloven dat we het redden met halfvolle opblaasbadjes: Tata Steel verbruikt ongeveer 227 miljard liter water per jaar. Ongeveer 33 miljard liter daarvan is zoetwater, waarvan een half miljard liter gezuiverd drinkwater (2x het volume van de Ziggo Dome). De overige 194 miljard liter is zoutwater. Uit cijfers van het CBS blijkt dat Tata Steel in 2020 17% gebruikte van de totale hoeveelheid leidingwater die wordt gebruikt door de industrie, en 15% van het grondwater en 6% van het oppervlaktewater.
We gaan afscheid moeten nemen van gewoontes en privileges, op weg naar de broodnodige hervormingen en veranderingen. Dat was ook de conclusie van ons Toekomstatelier in 2022. In onze rapportage stelden we bijvoorbeeld:
• Stel vast welke industrieën toekomst hebben in NL
• We moeten tegelijk regionaler en Europeser kijken. En op de Europese
schaal ligt er een evenzo grote verantwoordelijkheid bij ons als op de
schaal van de regio.
• Huidige leveringszekerheid van energie is onhoudbaar, en ook dat levert
verdelingsvraagstukken op.
Voordat ik afrond, eerst een dankwoord. Want alles wat ik doe – wat wij doen – vindt in teamverband plaats. We zijn permanent met elkaar in gesprek, en iedereen heeft een eigen rol en verantwoordelijkheid.
En voor die samenwerking en voor het samen zoeken wil ik jullie bedanken – mijn mede CRa leden, medewerkers, alle deelnemers, organisatoren en gasten van dit atelier. Laten we ervoor zorgen dat we op dit soort dagen de ideeën, inzichten, verhalen en moed verzamelen om met elkaar te werken aan een rechtvaardige verbouwing van Nederland. Tot slot, in ons werk is steeds de vraag van belang: binnen welke randvoorwaarden en vanuit welke waarden ben ik bereid aan oplossingen, ontwerpen en verhalen te werken? Want willen wij als ontwerpers oeverloos verschillende politieke mobiliteitsscenario’s blijven uitwerken? Of sluiten we scenario’s – en misschien ook opdrachten – uit omdat die aantoonbaar onrechtvaardig of in ecologisch opzicht onhoudbaar zijn?
Of om agonistisch af te sluiten: staat de ontwerpwereld straks op de A12, of zijn wij de opdrachtnemers aan het eind van het publieke debat, en voeren wij het polderlobby resultaat uit, ook als die in strijd is met onze principes en in strijd met het verhaal dat ik mijn kinderen wil vertellen?
Dank voor de aandacht.