Verkenning Water en bodem sturend, do’s en dont’s
Water-bodem-sturend (WBS in jargon) is geen nieuw principe. De watersysteembenadering, en ook de zogenaamde ‘lagenbenadering’ circuleren al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw. Planvorming vanuit het landschapsecologische systeem lag onder meer aan de basis van grote programma’s zoals de Ecologische Hoofdstructuur en later Ruimte voor de Rivier. Programma’s in het domein van landschap, water, natuur.
Wat nu anders lijkt, is de verbreding naar stad en landbouw, belang van gezonde bodem en de bestuurlijke aandacht. Hoe wrang ook, een levensbedreigende overstroming in Zuid-Limburg in de zomer van 2021 en opeenvolgende droge jaren met grote gevolgen voor landbouw, scheepvaart en drinkwatervoorziening, heeft politiek momentum opgeleverd voor een drastische koerswijziging. Het is nú aan bestuurders, professionals en marktpartijen om de bakens te verzetten en afscheid te nemen van routines die zijn gebaseerd op onbegrensd geloof in maakbaarheid en korte termijn denken.
Ingenieuze prothese
‘Water-bodem-sturend’ is een robuuste invulling van de drie centrale NOVI afwegingsprincipes: niet afwentelen, meervoudige functievervulling gaat voor enkelvoudig gebruik, en uitgaan van de identiteit van het gebied. De kern is dat we grondgebruik en ruimtelijke inrichting afstemmen op (de potenties en draagkracht van) het natuurlijke bodem-watersysteem in plaats van andersom. We hebben de grenzen van dat systeem op veel plekken overschreden en maken onszelf daarmee uiterst kwetsbaar. Nederland is en blijft een ingenieuze technische ‘prothese’ in de delta van Maas en Rijn, om eerste Rijksadviseur voor het landschap Dirk Sijmons te parafraseren. Dijken, dammen, kunst- en regelwerken en vakkundige mensen om dit te ontwikkelen en beheren maken de lage landen bewoonbaar. Maar een prothese werkt dankzij een goed functionerende verbinding met en aansturing vanuit een levend lichaam. Zonder levend lichaam is een prothese niet meer dan een robot, een machine. Het is een geweldige uitdaging om het technische regelwerk voor het Nederlandse (stads)landschap zo te ontwerpen dat het niet alleen ten dienste staat van het levende systeem, maar dit sterker maakt. Natuur wijst daarbij de weg.
Leren van natuurlijke principes
Water en bodem sturend laten zijn bij beslissingen over de inrichting van ons land is een enorme kans om een generatiebestendig fundament te leggen onder het landschap van de 21e eeuw. In stedelijke en landelijke gebieden, boven en onder de zeespiegel. Het door en door begrijpen van het natuurlijke bodem- en watersysteem, en welke potenties en risico’s dat meebrengt in het licht van de fundamentele biodiversiteits- en klimaatopgave is daarbij voorwaardelijk.
Natuurlijke principes zoals kringlopen, veerkracht, adaptatie, successie of symbiose hebben zich in 3,8 miljard jaar evolutie bewezen. De niet-menselijke natuur heeft qua ervaring een grote voorsprong op wat onze menselijke intelligentie kan voortbrengen. Het zou van onkunde of overmoed kunnen getuigen als we die bewezen principes, met de kennis van nu, ontkennen of onbenut laten. Iets wat we, zeker de laatste 150 jaar, juist wel hebben gedaan met het rechttrekken van rivieren en watergangen, diep ontwateren van veengebieden, dammen in de delta, wonen op slappe bodems, in beekdalen en uiterwaarden.
Het politiek omarmen van ‘water en bodem sturend’ is een van de signalen dat een drastische koerswijziging wordt ingezet. Het adagium WBS leidt echter niet tot pasklare antwoorden op de vraag ‘welke functie waar, hoe dan, en onder welke voorwaarden?’ We zullen nieuwe standaarden moeten gaan inregelen. Algemene uitspraken in beleidsbrieven, maatlatten, structurerende keuzes en richtinggevende kaders krijgen immers pas werking bij toepassing in de praktijk waar concrete afwegingen worden gemaakt. We staan nog maar aan het begin van een majeure verandering in de ruimtelijke praktijk zoals we die kennen. Wie van nieuwe ontdekkingen en innovatie houdt zit goed. Het is business as unusual wat de klok slaat, want de risico’s van doorgaan op de bekende weg zijn onverantwoord. Maar we hoeven niet bij nul te beginnen, zoals altijd zijn er koplopers die inspireren.
State of the art in beeld
In 2022 inventariseerde Jurriënne Heijnen (deelnemer aan het ruimtelijk traineeship midden-Nederland) voor de staf Deltacommissaris een breed portfolio aan ontwerpend onderzoek voor klimaatadaptatie [1]. Dat leidde tot een categorisering van concepten onder de noemers ‘waterveiligheidslandschappen, bodem als bron, gebouw als watermachine’. In 2023 vroeg het College van Rijksadviseurs haar om dit verder uit te werken naar een inventarisatie van gebiedsvisies en uitvoeringsprojecten die kunnen worden beschouwd als state of the art voor WBS. In de verkenning “Water en bodem sturend: do’s & don’ts; een inventarisatie en verdiepend onderzoek naar projecten over water en bodem sturend’ zijn tachtig projecten langs twee assen geordend.
- De as van abstracte beleids- en gebiedsvisies naar concrete uitvoeringsprojecten (verticaal).
- De as van ‘huidig ruimtegebruik en functieverdeling uitgangspunt’ naar ‘transitie grondgebruik’ (horizontaal)We hebben dit onderscheid gemaakt omdat alleen het aanpassen van de inrichting van gebieden niet altijd voldoende zal zijn (het ‘hoe’) om de beoogde doelen te behalen. In sommige gebieden zal ook een andere ruimtelijke toedeling van functies nodig zijn, vaak met een meervoudig doel (‘wat kan waar’).
Er zijn veel hoopvolle uitvoeringsgerichte projecten die binnen het huidige ruimtegebruik water en bodem als uitgangspunt nemen. Bijvoorbeeld waterbergende natuurgebieden, natuurinclusieve landbouw of biobased bouwen. Ook zijn er gebiedsvisies die redenerend vanuit bodem en water een geleidelijke ruimtelijke transitie voorstaan. Bijvoorbeeld regionale (ruimte)visies van waterschappen. De grote uitdaging ligt echter in het tot uitvoering brengen van zulke gebiedsvisies en het integreren van ervaringen uit sectorale projecten in een gebieds- en systeemgerichte aanpak. In het assenkruis is dat de beweging naar rechtsonder, het realiseren van omgevingen die qua functie én inrichting zijn afgestemd op het natuurlijke bodemwatersysteem, met voldoende veerkracht om extremen op te vangen en het vermogen mee te bewegen met de doorgaande klimaatverandering.
Weerbarstige praktijk
De inventarisatie brengt in beeld waar de vernieuwing al plaatsvindt. Daaruit is ook gedestilleerd wat we als het nieuwe normaal moeten gaan beschouwen en van welke praktijken we afscheid moeten nemen, ofwel de do’s en don’ts. Dat gaat niet zonder slag of stoot; de huidige praktijk is immers verankerd in instituties en regelgeving, en raakt aan gevestigde belangen. Twee aandachtspunten waarop beleid alert moet zijn springen er uit:
1) Neem de lange termijn gevolgen van biodiversiteitsverlies en klimaatverandering als uitgangspunt. Ruimtelijke sturing op verstedelijking en landbouw vragen hierbij de meeste aandacht (zie onder meer rapport ‘Op waterbasis’ ). Aangezien hier veel gevestigde belangen in het geding zijn zullen we deze draai alleen kunnen maken in combinatie met creatieve financieel-ruimtelijke arrangementen.
2) Beteugel de reflex om te sturen op enkelvoudige doelen (vaak kwantitatief geduid in aantallen woningen, waterveiligheids- of stikstofnormen, natuurdoelen etc.), zonder inbedding in de hoofddoelstelling van de Omgevingswet: een gezond en veilig land met een goede omgevingskwaliteit. Dat vraagt altijd om een brede verkenning wat een meervoudige, gebiedsgerichte ontwikkeling kan opleveren.
Nieuwe paradepaarden gezocht
De meerwaarde van een meervoudige en gebiedsgerichte doelstelling leerden we overtuigend van Ruimte voor de Rivier, waar doelen voor waterveiligheid én ruimtelijke kwaliteit consequent zijn gecombineerd. Sindsdien heeft in sommige bestuurlijke kringen het idee postgevat dat zo’n ‘meervoudige en gebiedsgerichte doelstelling’ zaken onnodig compliceert en duur maakt. Evaluaties [1] wijzen echter uit dat juist het ontkennen van complexe maatschappelijke en landschappelijke logica het risico op suboptimale oplossingen, weerstand en vertraging vergroot. En dat goedkoop daarmee duurkoop wordt.
Het adagium ‘Water en Bodem Sturend’ is een enorme kans om een generatiebestendig fundament te leggen onder het landschap van de 21e eeuw. Naast gedegen kennis vraagt het moed, creativiteit en ondernemerschap om tot transformatieve gebiedsarrangementen te komen. In metropool-regio’s, landbouw-transformatie gebieden, waterveiligheidslandschappen, Nationaal Park-regio’s, overal waar grote opgaven liggen (en waar liggen die niet?).
De inventarisatie van ontwerpconcepten, visies en op uitvoering gerichte projecten uit de verkenning Water en bodem sturend, do’s en dont’s, laten zien wat nu al kan. Als we onze unieke delta-kennis koesteren en ruimtelijke innovaties inspireren vanuit natuurlijke principes, moeten we in staat zijn om het succes van Ruimte voor de Rivier te evenaren en een indrukwekkende reeks nieuwe paradepaarden toe te voegen.
[1] Zie o.a. https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-836991.pdf; https://www.deltares.nl/app/uploads/2022/07/Trots-en-spijt-in-de-waterbouw-rapport.pdf
Jannemarie de Jonge
Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving