Beeld: ©Vereniging Dorpsbelang Blije eo

Keynote Rijksbouwmeester Nationaal Deltacongres 2023

Wanneer het water ons aan de lippen staat

Dames en heren,
We gaan fundamentele ruimtelijke transities tegemoet. Vanwege de klimaatverandering zal de directe leefomgeving van talloze Nederlanders radicaal veranderen. We moeten het vizier afstellen op de lange termijn, de 22e eeuw. Dat zijn we verplicht aan de generaties na ons. Maar ook voor onze eigen generatie mag dat geen proces worden van winnaars en verliezers.

Ik wil u de komende tien minuten meenemen in het principe van wederkerigheid. We vragen iets van een lokale gemeenschap, maar geven daar ook iets voor terug. We wentelen niet af op de natuur of op de toekomst. Dat is nog lang geen gemeengoed in de Nederlandse bouw- en planningspraktijk. Maar er zijn positieve signalen. Die stemmen mij hoopvol.

Het is misschien toeval, maar op z’n minst ook toepasselijk. We zijn hier bij elkaar in Groningen. Een prachtige provincie, waar het water bij veel mensen aan de lippen staat. Spreekwoordelijk dan, want we zijn goed in het managen van het zoete water dat de kleiakkers in de zomer voedt en het versterken van de waddendijken die de Groningers al eeuwenlang droge voeten bieden.

Als het water aan je lippen staat kan je radeloos worden. In de afgelopen jaren heb ik een aantal gedupeerden van de Groningse gaswinning gesproken die geen uitweg meer zien in hun slepende situatie. Mensen schilderden als een wanhopig protest hun monumentale pand roze. Oplossingen die door professionals worden aangedragen lijken logisch en doelmatig. Die oplossingen zijn gericht op veiligheid en snelheid, niet op een duurzame kwaliteit.

Veel van de huizen zullen op de korte termijn niet instorten. Het acute, levensbedreigende gevaar is er eigenlijk nauwelijks. Maar de scheuren in de muren en de alarmerende rapporten van constructeurs en aannemers hebben een ontwrichtend effect op de levens van de bewoners.

Ik kom van oorsprong uit Friesland. Ondanks dat ik in de hoofdstad ben geboren en opgegroeid was het water altijd nabij. Water als gevaar, water als lege ruimte, water als plek om te sporten. Dat is nu nog steeds zo. Ik woon ondertussen langer in Rotterdam dan dat ik in Leeuwarden heb gewoond. Ook in de Maasstad is mijn associatie met water vooral gevaar en leegte. En transport, en dat is ten slotte ook een soort sport.
Net als vroeger heb ik nog steeds een blind vertrouwen in de instituten en professionals die de kwaliteit van het water en de veiligheid van mijn leefomgeving borgen. Het maakt dat mijn kennis over de gevaren en de mogelijkheden zeer beperkt is. Welke risico’s ik loop. Wat ik te doen heb als het eens een keer niet goed gaat. En dat is een zorgelijk idee mocht dit ooit bewaarheid worden.

Dat moet ook het gevoel zijn geweest bij de Groningers. Een groot deel van de gedupeerden in het versterkingsgebied is ondertussen ongewild expert geworden. Als het systeem faalt, als het water aan je lippen staat, als de ramp zich onder je voeten voltrekt ben je teruggeworpen op jezelf.

Beeld: Maarten Sprangh
Toekomstatelier in Zutphen

Groningen is op mijn pad gekomen als Rijksbouwmeester. Ik kon en ik wilde bij mijn aanstelling de ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke opgave in deze mooie provincie niet negeren.

Voor mijn samenwerking met Wouter Veldhuis en Jannemarie de Jonge, samen vormen we het College van Rijksadviseurs, is de wateropgave ook niet te negeren. Het bodem- en watersysteem vormt als sturend principe het fundament van onze agenda, waarmee we ver de toekomst in kijken.

Want, de opgaven waarvoor we staan zijn groot. Of het nu gaat om water, klimaat, energie, mobiliteit, economie, landbouw of sociale rechtvaardigheid: we zullen anders met onze ruimte moeten omgaan. Alle claims en eisen passen simpelweg niet. De balans is zoek.

In plaats van meer en groter, moet het echt anders en beter.
Om nu de juiste beslissingen te nemen over deze complexe opgaven is het belangrijk om ver vooruit te kijken. Alleen dan kunnen we achterhalen, wat nu verstandig is om te doen. We moeten handelen, dat staat als een paal boven water.

Daarom hebben we onze agenda: “de 22e eeuw begint nu” getiteld. Met 1.500 aanwezigen hier in Martiniplaza, allemaal met de blik op het water, hoef ik niets uit te leggen over het belang van verder vooruitkijken en op tijd beginnen met het treffen van maatregelen om onze veiligheid, watervoorraad en waterkwaliteit te borgen.

Het eerste Toekomstatelier van het College van Rijksadviseurs in Zutphen confronteerde ons nadrukkelijk met het gegeven dat het water in onze delta van vier kanten op ons afkomt: de zeespiegel stijgt, de rivieren voeren meer water aan, we kunnen heftigere buien verwachten en we kunnen niet meer eindeloos grondwater wegpompen. En tegelijk, zoals u weet, dreigt het in de warme zomers te droog te worden in de delta.

De aanvoer van het water laat steeds grotere verschillen zien: soms veel te weinig regen waardoor schaarste ontstaat tijdens het groeiseizoen, zoals in 2022 op de hoge zandgronden in Noord-Brabant.

Soms te veel aanvoer via de rivieren waardoor overstromingen ontstaan, zoals in 2021 in Limburg. In figuurlijke zin staat ook daar het water veel mensen nog steeds aan de lippen.

Beeld: ©anp / ANP
Camping Roermond

Op uitnodiging van inwoners en ondernemers uit Valkenburg bezocht een groep gedupeerde Groningers in maart van dit jaar het toeristische stadje aan de Geul. Lotgenoten in natuurgeweld, ervaringsdeskundigen in gebrekkige wederkerigheid.

Waar gaat het mis?

Waar het in het huidige systeem aan lijkt te ontbreken is veerkracht en marge. We voeren uit op de randen van de norm en ontwerpen onze gebouwen en landschappen vanuit ingenieurskunst, vertrouwend op die ene oplossing, op dat ene allesomvattende detail. We zijn volledig afgedreven van natuurlijke principes door natuurwetten te tarten en de natuur te beschouwen als tembaar en stuurbaar.

Oprekken van het huidige systeem wordt te duur en te gevaarlijk en steeds moeilijker uitvoerbaar. Vorige week nog het bericht uit Amsterdam dat het waterpeil in de stad met een kwart meter was gestegen. Het maakt onze huizen kwetsbaar. Het maakt dat op termijn veilig wonen niet meer vanzelfsprekend is.

We hebben veel kennis over de technische oprekbaarheid van het systeem, maar onvoldoende kennis over het meer natuurlijke systeem waar we naartoe moeten. Ik zie het principe ‘Water en Bodem Sturend’ uit het omgevingsbeleid daarom óók als een ontwerpopgave. Het zoeken naar nieuwe, gedeelde perspectieven vraagt ontwerpend denken en handelen.

Beeld: Nieuwe Oogst
Een biobased perspectief op herdgang en het plangebied

De mismatch tussen de technische oprekbaarheid en het wenselijke systeem is overigens niet exclusief voor bodem- en watermanagement. Ook in het onderwijs is deze mismatch zichtbaar. En in de logistiek en in de zorg. Ook in de bouwsector. Sinds de industriële revolutie en later, het begin van het modernisme aan het einde van de 19e eeuw, wordt de bouwkunst gedomineerd door de technische oprekbaarheid van materiaaleigenschappen en uitvoeringsprecisie.

In de bouwsector komt nu een nieuwe bouwcultuur op gang die teruggrijpt op de natuur en die vraagt om een fundamenteel ander handelen.

De signalen in deze omslag stemmen mij positief. De eerste tekenen van deze omslag zijn hoopvol! We zien steeds meer particuliere en professionele opdrachtgevers verantwoordelijkheid nemen, toegewijd en slagvaardig. En ook van bovenaf sturen we onder druk van internationale wetgeving naar een andere relatie tussen mens en natuur.

Veel minder uitstoot van schadelijke stoffen. Minder automobiliteit en meer ruimte voor langzamer verkeer. Het zal leiden tot betere en aantrekkelijke verbindingen tussen het landelijk gebied en onze steden. Een gecultiveerd Deltalandschap dat door natuurlijke sturingsprincipes veiliger is geworden, en ook veel diverser. Een economie die de planeet niet verder uitput. Verder in de toekomst wacht een Nederland waarin een werkelijk gezonde leefomgeving vanzelfsprekender is geworden.

Dat vraagt nu om scherpe keuzes. Wat gaan we versterken en mogelijk uitbreiden. Wat moet krimpen en waar nemen we afscheid van. Scherpe keuzes vragen om verantwoordelijk eigenaarschap en om daadkracht. Zowel bestuurlijk als in de uitvoering. Maar ook het nieuwe meer natuurlijke waterbeheer kunnen we op een te technische manier aanvliegen.

Het leven met het water is onderdeel van de Nederlandse cultuur. Ooit was het een collectieve zorg. De afgelopen decennia was het een passieve cultuur van ‘veilig achter de dijken’. Nu moeten we weer werken aan een cultuur waar iedereen deelgenoot van is. De Marker Wadden bewijzen dat ons land daarvoor openstaat. Mede door één van de eilanden open te stellen voor bezoekers, heeft Natuurmonumenten een enorme betrokkenheid bij deze nieuwe natuur losgemaakt.

Maar we hebben de afgelopen jaren ook verontwaardigde boeren gezien die land moesten afstaan. Bewoners die bezorgd waren over het ongedierte dat vernatting en nieuwe natuur volgens hen zouden meebrengen. En boze reacties op dijkversterkingen die al te sober en doelmatig worden uitgevoerd.

We mogen niet de ogen sluiten voor het feit dat ingrepen in het waterbeheer lokaal tot flinke spanningen kunnen leiden. Dat risico ontstaat vooral als projecten te veel op zichzelf blijven staan. Dan raakt de wederkerigheid uit beeld en levert het nieuwe waterbeheer ook verliezers op.

Vaak is dat niet nodig. Ontwerpinzet kan helpen om verbindingen te leggen en (schijnbare) tegenstellingen te overbruggen. Er liggen kansen op het gebied van natuur, landschap en recreatie. Op een gezonde en aantrekkelijke woonomgeving. Maar we moeten ook zoeken naar minder voor de hand liggende verbindingen. Bijvoorbeeld met de economie of met mobiliteit. Naar verbindingen met bestaande landschappelijke waarden en met lokale gemeenschappen.
Als we daarin slagen maken we de slag van ‘systeem’ naar ‘cultuur’. Om de onvermijdelijke scherpe keuzes waar te maken, is dat een harde voorwaarde.

Beeld: Vereniging Dorpsbelang Blije eo
Terp fan de Takomst

Ik deel tot slot een hoopvol en inspirerend initiatief met u.

Het laat zien welke culturele potentie het omgaan met het water nog altijd heeft. Bewoners van het Friese dorp Blije voelden zelf de behoefte om weer ‘te wonen, werken en leven met het gezicht naar de Waddenzee toe’. De dorpsvereniging kwam met het idee om een landmark te plaatsen in het tot dan toe ontoegankelijke kwelderlandschap achter de waddendijk.

Dat resulteerde in deze prachtige, poëtische ‘Terp fan de Takomst’. Ontworpen door het kunstenaarscolletief Observatorium, maar bedacht en gerealiseerd door de bewoners zelf.

De terp refereert aan de bewoningsgeschiedenis die getekend was door de strijd tegen het water, maar biedt tegelijk boodschappen voor de toekomst. Over de kwetsbaarheid van de natuur; de wandeling naar de terp en het uitzicht op de top geven een indringende ervaring van het kwelderlandschap. Over het bouwen in de toekomst, met circulaire, biobased materialen. Over het zeewater dat stijgt en steeds hoger tegen de meerpalen op zal klotsen.

Maar ook over het Friese ‘mienskip’, en de enorme veerkracht van de dorpsgemeenschap in Blije. Want reken maar dat de dorpsvereniging hindernissen moest overwinnen. Juridisch, financieel, bureaucratisch.

Dames en heren, ik laat dit voorbeeld van Blije zien omdat het voor mij symbool staat voor de wederkerigheid waar we naar op zoek moeten. Tussen overheid en inwoners, tussen natuur en samenleving, tussen huidige en toekomstige generaties. Om de Amerikaanse botanist en schrijfster Robin Wall Kimmerer te citeren: ‘All flourishing is mutual’. Als het water enkelen aan de lippen staat, staat het ons allemaal aan de lippen. Letterlijk of figuurlijk. ‘We can starve together or feast together’. De keuze is aan ons.

 

Beeld: ©Atelier Fischbach