Bouwmeesters willen strategische gaten dichten
Elke gemeente, regio en provincie verdient onafhankelijk en professioneel advies om de ruimtelijke kwaliteit in deze woelige tijden te bewaken. Maar er leiden meer wegen naar dat doel, bleek op de bijeenkomst van het netwerk van stadsbouwmeesters.
Op uitnodiging van het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs (CRa) verzamelde zich op 13 juni een flinke groep bouwmeesters en adviseurs ruimtelijke kwaliteit bij de provincie en de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit op de zesde verdieping van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam voor de jaarlijkse bouwmeestersbijeenkomst van het Netwerk van bouwmeesters.
Een heel aantal bouwmeesters treft elkaar geregeld informeel, bij projecten, overleggen of soms ook gewoon bij de bakker op de hoek. Deze jaarlijkse netwerkbijeenkomst is vooral bedoeld om op strategisch niveau onderling van gedachten te wisselen, opent Francesco Veenstra de bijeenkomst. Hij heeft zich als Rijksbouwmeester/voorzitter van het CRA opgeworpen als trekker van het netwerk, vanuit de gedachte dat de ruimtelijke kwaliteit in de Nederlandse praktijk goed geborgd is, maar er op strategisch niveau gaten vallen.
Er ligt veel ter tafel
Belangrijkste is de vraag hoe het netwerk van bouwmeesters, als georganiseerde slagkracht, kan helpen om de transitieopgaves te versnellen.
Op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties (BZK) heeft Hilde Blank, stedenbouwkundige, voormalig stadsbouwmeester van Leiden en directeur/eigenaar van BVR Adviseurs Ruimtelijke Ontwikkeling, hier een antwoord op geformuleerd in de verkenning ‘Voorbij de Agenda’ die later dit jaar wordt gepubliceerd. Samen met mede-onderzoeker Willem Hein Schenk, architect en voormalig stadsarchitect Haarlem, pleit zij voor een sterkere positie van de bouwmeester. ‘Er zijn best veel schuurpunten’, formuleert ze onderkoeld, ‘waar een bouwmeester een balans in moet vinden’. –De persoon in deze positie, het kan ook een duo of een team zijn - beschikt dan ook over een groot empathisch vermogen, is altijd kritisch én dienstbaar. Anders ben je meer met strijd bezig dan met inhoud, houdt zij de zaal voor. Voor het netwerk ziet zij de taak weggelegd om meer systematiek en samenhang te brengen in de uitvoering van de opgaven.
Per dorp, stad, regio, provincie verschillen de omstandigheden
Blijkt ook uit reacties uit de zaal. Zoveel gemeenten, zoveel smaken. ‘Het is niet gemakkelijk om er één lasso om heen te leggen’, zegt Joop Slangen, polderarchitect van Haarlemmermeer.
Maar een ding hebben ze wel gemeen: ambtelijke organisaties hebben grote moeite om wat ruimtelijke kwaliteit betreft op strategisch niveau te opereren. Áls er al een ambtelijk apparaat op sterkte is, want het ontbreekt de overheid op alle lagen aan vakmensen.
Tegelijkertijd, het is bekend, bonst de woningnood op de deur, met in zijn kielzog de energietransitie, klimaataanpak en andere grote opgaves. Om in die dynamiek een goede ruimtelijke ordening en kwaliteit te handhaven, zijn de bouwmeesters een belangrijke schakel.
Het netwerk, zegt Gido ten Dolle, hoofd Ruimtelijke Kwaliteit, ministerie van BZK, kan richting geven aan de grote transities en het kan de basiskennis bij gemeenten, provincies en rijk versterken, om zo versnelling te bereiken.
Heeft elke gemeente een bouwmeester nodig?
‘Ja’, reageert Veenstra op deze eerste stelling die moderator Sophie Stravens de zaal voorlegt, ‘we moeten hoog inzetten. Ons doel is om boven de lijnverantwoordelijkheid uit te stijgen, om vanuit onze onafhankelijkheid meervoudige belangen te dienen.’
‘Ja’, zegt ook Noël van Dooren, net af-Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit van Zuid-Holland, ‘je gunt elke gemeente een bouwmeester, al is in sommige gebieden een regionale bouwmeester veel handiger’.
Die kanttekening wordt vaker geplaatst gezien de omvang van de opgaves (groot), van de ruimtelijke ambities (groot) en van het gat tussen rijk en gemeenten (groot).
Het staat als een huis dat elke gemeente c.q. regio onafhankelijk advies nodig heeft, maar er zijn meer wegen naar dat doel.
Onafhankelijkheid is een van de pijlers
Onafhankelijkheid is een van de pijlers onder de positie van stadsbouwmeesters. De vraag is hoe die onafhankelijkheid het best is gewaarborgd: door benoeming door de raad c.q. staten of door het college van Burgemeester en Wethouders c.q. Gedeputeerde Staten? De benoemingen en de ervaringen lopen uiteen, al lijkt er een voorzichtige voorkeur te zijn voor benoeming door de raad, vanwege de grotere democratische legitimiteit en ‘de dempende kracht van de raad wanneer college of ambtelijke diensten aan stoelpoten zagen’, aldus Rijksadviseurs Wouter Veldhuis.
Professionaliteit is de andere pijler
Moet elke bouwmeester per se een ontwerper zijn? Draait het om de titel of om de functie?
De vaardigheid om maatschappelijk te kunnen reflecteren op de transities is van groot belang. ‘Het gaat om de functie van strategisch veranderaar’, zegt Mariëlle Hoefsloot, directeur Federatie Ruimtelijke Kwaliteit. Dat pleit ervoor om breder te kijken.
‘We moeten nieuwe antwoorden vinden. Bovendien, wij hebben in Enschede alleen maar grote planologische vraagstukken’, zegt Jessica Hammarlund Bergmann, stadsbouwmeester aldaar. Planologen kunnen in die optiek ook stadsbouwmeesters worden.
En filosofen of (stads-)sociologen? Daar klinkt wat gemor op in de zaal. Als onderdeel van een team, ja dan wel.
De geregistreerde titel beschermt het vak en benadrukt de waarde van expertise, stelt Hilde Blank. Veenstra wijst op het belang van een ruimtelijk denker, met het vermogen om het vocabulair van ruimtelijk ontwerpen in te zetten. ‘We moeten als stedenbouwkundigen infiltreren in de proceswereld’, bepleit Anne van Kuijk, adviseur omgevingskwaliteit van de provincie Noord-Brabant. ‘Ruimtelijk ontwerpend denken is nodig om versnelling van de transitieopgaven te bereiken’.
‘We zijn allemaal ambassadeurs'
'Ambassadeurs van de waarde van onafhankelijk ontwerp’, vat Veenstra samen. We luisteren naar de mensen én zetten in op uitoefening van ons vak’. Met de Omgevingswet, de nieuwe Nota Ruimtelijke Ordening in voorbereiding en een nieuwe ARO-periode in zicht is een brede professionalisering onontbeerlijk.
Iemand schreef het op een van de post-its, waarop de aanwezigen hun reacties achterlieten: ‘Ik hoop dat er volgend jaar vijf keer zoveel bouwmeesters zijn’.
Tekst: Marijke Bovens