Bijeenkomst Biobased & natuurinclusief renoveren corporatiebezit
Drie teams presenteerden op vrijdag 7 juli in Zwolle hun biobased en natuurinclusief renovatie-ontwerp voor sociale huurwoningen. Het ontwerptraject is door het CRa en woningcorporaties gestart om te laten zien dat biobased en natuurinclusief renoveren haalbaar, betaalbaar en schaalbaar is. En dat het kwaliteit toe kan voegen aan zowel de woning als aan de directe woonomgeving.
Onder leiding van gespreksleider Marion van der Voort lichtten de drie teams hun ontwerpend onderzoek toe. Voorafgaand hieraan benadrukte Francesco Veenstra het belang van biobased en natuurinclusief renoveren. “Er zijn bijna 2,4 miljoen woningen in corporatiebezit in Nederland. Een groot deel daarvan verkeert in een energetische staat die verbetering behoeft. Biobased materialen helpen daarbij. Dit ontwerpend onderzoek, maar ook andere studies en verkenningen in Nederland hebben we nodig om te bedenken waar we naartoe gaan én wat er in het hier en nu nodig is.”
Woningcorporatie Accolade met GEAR
De eerste presentatie was van Woningcorporatie Accolade over het complex Oud Ambacht in Drachten. Een jaren 50 complex van 17 woonblokken bestaande uit 243 woningen. Programmamanager duurzaamheid Jacob Blom van de corporatie vertelde over de aanleiding om in dit proces te stappen. We willen gebouw en natuur met elkaar in de balans brengen. Het doel is het complex toekomst geven. Dat gaat verder dan alleen een biobased gevel.” De resultaten van het onderzoek dienen voor Accolade als extra kennis op het gebied van verantwoord materiaalkeuze en als voeding voor de complexstrategie die nog moet worden bepaald.
André Staalenhoef van GEAR ging in zijn verhaal in op de nadelen van de huidige portiekflats. Die zijn monofunctioneel, er zijn nauwelijks collectieve voorzieningen en de gemiddelde woningbezetting daalt. De meeste woningen kennen bovendien geen toekomstbestendige plattegrond. Hij concludeert daaruit dat het interessant is om niet overal hetzelfde te doen. Daarnaast noemt hij als les: neem de tijd en benut voortschrijdend inzicht van kennis op gebied van biobased materialen. Doeke van Wieren van GEAR vertelde in het tweede deel van de presentatie meer over materiaal- en installatiekeuze, natuurinclusiviteit en de industriële methode, die onder meer snelheid en kwaliteit als voordeel heeft waardoor de projecten haalbaar, betaalbaar en schaalbaar worden.
Waterweg Wonen met PeetersenDaan en Maarten Schrama
Daarna was het de beurt aan corporatie Waterweg wonen. Zij presenteerden een natuurinclusief ontwerp van landschapsarchitecten PeetersenDaan voor 694 sociale huurwoningen voor een buurt gebouwd volgens het MUWI-systeem in de wijk Ambacht in Vlaardingen.
Een voor de corporatie nieuwe, maar leerzame aanpak, was het betrekken van een ecoloog bij het project, vertelde procesmanager Allard Nieuwstraten. Hij vertelde kort over de belangrijkste uitgangspunten en liet variaties in bouwstenen, de te nemen stappen en de resultaten van co-creatie met bewoners zien.
Berte Daan vertelde hoe PeetersenDaan samen met ecoloog Maarten Schrama een natuurinclusief perspectief ontwikkelde, dat begon met het in kaart brengen van de aanwezige diersoorten. Daan: “Het helpt ons in het denken dat de mens eigenlijk ook maar één zoogdier is. En dat we dus anders moeten nadenken over de positie van de mens. En daarvoor was het cruciaal om ecologie meteen aan tafel te hebben.” De belangrijkste aanbeveling: “Resultaten zijn niet permanent of stuurbaar. Laat je verrassen.”
‘thuis i.s.m. WERKSTATT
Tot slot presenteerden woonstichting ‘thuis en WERKSTATT hun ontwerp. Het team was geswitcht van een ontwerp voor een bloemkoolwijk uit de jaren 80 in de wijk Heikant in Veldhoven, naar de verduurzaming van zes grondgebonden woningen in Best. Reden was de eigen postcode van de zes woningen, waardoor het historische energieverbruik te vergelijken is met het energieverbruik als de woningen gerenoveerd worden.
Robin Verkuijlen van de woonstichting liep tijdens de introductie van het ontwerp vast vooruit op de conclusie: “Namelijk dat we alleen in een ketensamenwerking biobased kunnen verduurzamen. Dus samen met aannemers, installateurs, WERKSTATT en de ecoloog. Die zijn allemaal al vooraan in ons proces betrokken. Om goed te kijken naar welke producten we nou kunnen gebruiken, maar ook hoe we bewoners meenemen in dit proces.”
De woningen waren in 2011 al eerder gerenoveerd. Niels Groeneveld van WERKSTATT ging in op de vraag hoe je daar een biobased vervolg aan geeft, welke materiaalkeuzes eerder zijn gemaakt en op welke drie pijlers: (Materiaal)Techniek, Samen en Esthetiek. “Bij techniek vinden we vooral de schil heel belangrijk. Die is van invloed op het binnenklimaat en de gezondheid van de gebruikers.” De pijler ‘samen’ gaat over samenwerking met bewoners. “Bewustzijn over biobased materialen bij bewoners is belangrijk. Dan heb je de kans dat ze ook als ambassadeurs gaan functioneren. Dan esthetiek. Dat is echt de kern van onze omgeving.”
Na afloop van de presentaties vroeg Marion van der Voort hoe Aedes kijkt naar alle ontwikkelingen “Bij ons staan circulariteit, biodiversiteit, biobased bouwen, klimaatadaptatie, wat verser op de agenda”, zei een vertegenwoordiger van Aedes vanuit de zaal. “Dit soort initiatieven zijn heel waardevol voor ons om te kijken wat de koplopers doen en onderzoeken. We proberen de geleerde lessen mee te nemen en de politiek te beïnvloeden over wat logische keuzes zijn. En niet altijd te hard ver voor de troep uit te willen lopen. Want we moeten gewoon zo verstandig mogelijk met onze materialen omgaan richting 2050 en daarna.”
Reactie op ontwerpend onderzoeken
Vervolgens reageerde Francesco Veenstra kort op de ontwerpen. Uit de eerste presentatie benoemde hij hoe het team in een stempelwijk in seriematigheid een grootschalige aanpak mogelijk wil maken op een betaalbare manier. Interessant was de mogelijke verbreding van doelgroepen. “Daar liggen meer kansen om te mengen. Niet alleen bij diersoorten en plantensoorten, maar ook bij mensen.” Hij prees in de tweede presentatie de focus op hoe ecologie als vertrekpunt kan dienen voor gebiedsherontwikkeling, met structuren niet alleen voor auto’s of mensen, “maar een ecologische structuur als volwaardig bijdrage aan wijkontwikkeling waar de mens onderdeel van is.” Bij de derde presentatie benoemde hij expliciet de aandacht voor esthetiek, een aspect dat volgens Veenstra vaak onderbelicht blijft, “terwijl het verder verduurzamen voor corporaties, maar ook voor particulieren een enorme impact heeft op hoe onze straten, onze buurten, wijken, dorpen en steden eruit gaan zien.” Aandacht voor esthetiek is van “fundamenteel belang”, benadrukte Veenstra. “We hebben gezien bij de grootste transitie eind jaren 70 en in de jaren 80 dat veel architectonische kwaliteit verloren is gegaan. De toevoeging van esthetiek komt hopelijk terug bij het toepassen van vakmanschap bij biobased materialen.”
Als afsluiting vroeg Marion van der Voort aan Veenstra hoe nu verder. “We gaan sowieso verder met ons onderzoek, omdat wij een breder programma hebben. Daarnaast hopen we dat onderzoek naar biobased en natuurinclusief renoveren voortgang krijgt. Dat de opdrachtgevers aan tafel de meerwaarde inzien van het werken met een integraal team. Ik zou echt willen oproepen om de kennis, de informatie die nu is opgedaan mee te nemen, ook in de doelontwikkeling van projecten.” Tot slot deed Veenstra een oproep aan Aedes om dit breder te trekken. “Zoals ik in het begin al zei, is de opgave erg groot in Nederland. De meeste corporaties zijn niet zo ver als we vandaag hebben gezien. En al die corporaties moeten we meekrijgen in de beweging naar verduurzaming, naar biobased, natuurinclusief, mét een hoge mate van aandacht voor esthetiek.”
Tekst: Jorien Marcus