Flexibel met karakter
Voor de studie ‘Flexwonen’ hebben ontwerpers woningen toegevoegd of gebouwen een andere bestemming gegeven. Ze deden dit in een vooraf uitgezochte vierkante kilometer. In een serie interviews vertellen zij over de ideeën op papier en de weg naar de praktijk. Vandaag is het woord aan stedenbouwkundige Violette Schönberger. ‘Je kunt ook iets unieks creëren.'
De opdracht vergde een totaal andere aanpak dan Violette Schönberger gewend is. Niet extra woningen inplannen, maar aan de slag met leegstand. Haar alternatief voor de sloop van een Limburgs flatgebouw heeft een methodiek opgeleverd voor krimpgebieden. Ze licht het idee graag toe.
‘Denken vanuit krimp is confronterend, het is heftig’, zegt stedenbouwkundige Violette Schönberger (1981) stellig. ‘Waarom? Omdat we gewend zijn te denken vanuit groei en omdat werken vanuit groei een kracht uit zichzelf is. Er vloeit altijd iets uit voort. Bij krimp is niemand de drijvende kracht.’
Ze richtte zich voor de studie ‘Flexwonen’ op de krimpregio Parkstad Limburg, op één vierkante kilometer in Kerkrade: de buurt Rolduckerveld. Gigantische flatgebouwen met leegstand staan er op de nominatie voor sloop. Ze gaan plaats maken voor rijtjeshuizen met tuinen. Het Atelier Rijksbouwmeester vroeg om een flexvisie op die buurt. Dat verzoek resulteerde in een bijzonder voorstel.
Bestemmingsplan vrij
‘Er is daar zeker iets anders mogelijk dan slopen, de gebouwen kunnen nog wel even mee’, vertelt Schönberger die samen met architecten Jan Nauta en Tim Peeters aan de slag ging. ‘Ons idee is om het bestemmingsplan van het flatgebouw vrij te geven. In plaats van vierhonderd dezelfde appartementen is er dan plaats voor verschillende functies. Dan kan er in zo’n gebouw van alles gebeuren. Een restaurant op de bovenste verdieping bijvoorbeeld, want het uitzicht is natuurlijk subliem. En een daktuin zodat je daar al wat ingrediënten kunt verbouwen.’
Verder kun je volgens het ontwerpteam denken aan grote appartementen, ouderenwoningen, misschien zelfs een kantoor voor een hip ontwerpbureau dat er speciaal voor naar Kerkrade zou verhuizen. Het flatgebouw krijgt in de studie de naam ‘Parkpaleis’. De maquette en illustraties van de mogelijkheden spreken tot de verbeelding. ‘Er is van alles mogelijk’, vertel Schönberger. ‘Wonen en werken, huur en koop. Natuurlijk moet je opletten dat er geen woongroep voor zestigplussers komt naast een disco, maar daarvoor zijn waarborgen.’
'Woonplekken hebben een karakter en verdienen een karakter, ook als mensen er tijdelijk wonen of werken.'
Karakter
Van een rigoureus andere omgang met bestaande flats zijn internationaal al voorbeelden, zoals in Bordeaux. ‘Het gaat om meer dan een collectie kluswoningen’, benadrukt de stedenbouwkundige. ‘Wat wij ook willen is balans. Balans tussen dat flexibele van flexwonen en het robuuste van wat er al is.’
Niet alleen het gebouw in Rolduckerveld is robuust, ook het vele groen in de buurt. ‘Wij stellen bijvoorbeeld ook voor om doorgangen te maken door een aantal onderste woonlagen weg te halen. Op die manier willen we de wijk en het groen in de buurt verbinden met de natuur verderop.’
Schönberger, Nauta en Peeters tonen met de transformatie van het enorme gebouw dat het bij flexibel wonen niet alléén om de woningen gaat, maar ook om de omgeving. ‘Snel uit de grond stampen van containerwoningen levert huisvesting op, voor studenten, arbeidsmigranten of voor spoedzoekers. Maar woonplekken hebben een karakter en verdienen een karakter, ook als mensen er tijdelijk wonen of werken.’
Bloeitijd
Het multifunctionele Parkpaleis komt er helaas niet in Rolduckerveld. De eerdere plannen van huizen met tuinen zijn in beton gegoten. Schönberger: ‘Maar je kúnt dus ook iets unieks creëren, dat hebben we met onze voorstellen duidelijk willen maken.’
Wie weet vindt de ‘Methode Parkpaleis’ ergens anders zijn vertaling naar de praktijk. In Parkstad Limburg staan meer potentiële parkpaleizen, bijvoorbeeld in Heerlen-Noord. Relikwieën uit de bloeitijd van de mijnen, toen de regio veel mensen trok en welvarend was. ‘We zijn als team nu gevraagd mee te denken in Delfzijl’, vertelt de stedenbouwkundige. ‘Daar zijn de problemen overeenkomstig. Krimp na een bloeitijd. Wat steenkool was voor Limburg, is het gas voor Groningen.’
Dat de functies van regio’s zo kunnen veranderen, roept bijna automatisch de vraag op hoe de krimpregio’s er over een paar decennia uitzien. ‘Je kunt die regio’s niet per definitie opgeven. De economische dynamiek verandert altijd weer.’
Tekst: Margit Kranenburg