Van bodem tot horizon
‘Wij hebben al een slag gemaakt’, zegt Harm Westers. Des te meer reden voor deze akkerbouwer om mee te doen aan de pilot Landschapsinclusieve landbouw De Marne. Zijn toekomstperspectief reikt van micro-organismes in de bodem tot het openhouden van het Groningse land. ‘Boeren zijn stayers. Ik hoop wel dat dit proefproject een vervolg krijgt’.
Hij teelt geen bintjes, eigenheimers of nicola’s. Harm Westers, al bijna twintig jaar biologische boer, poot nieuwe aardappelrassen, die resistent zijn tegen de beruchte aardappelziekte Phytophtora infestans. Letterlijk vertaald: besmettelijke bladverwoester. Deze schimmel verwoestte wel meer dan bladeren – het veroorzaakte bijvoorbeeld de grote Ierse hongersnood in de 19e eeuw. Het is nog altijd plantenziekte nummer één en wordt nog altijd met chemische middelen bestreden. Chemie die een bioboer niet wil gebruiken en daarom teelt Westers resistente rassen als vitabella’s.
Als biologische boer heeft hij nog maar weinig collega’s in Noordwest-Groningen. ‘Een paar akkerbouwers en een veebedrijf. Het is heel dunnetjes, maar het is aan het kantelen bij de boeren. Vier boeren in de omgeving zitten midden in de omschakeling van regulier naar biologisch. Straks is er optimistisch gezegd een kleine kern van acht bedrijven, net als in Friesland.’
‘Boeren zijn stayers. Ik hoop wel dat dit proefproject een vervolg krijgt’.
Westers is altijd in voor nieuwe ontwikkelingen, dat is een van de redenen dat hij geïnteresseerd was in de pilot Landschapsinclusieve landbouw. Deze pilot staat in het teken van een ‘Nieuwe deal tussen boer en maatschappij’ en is gericht op duurzame vormen van landbouw, het herstellen van de biodiversiteit en de verrijking van cultuurhistorische en recreatieve waarden van het landschap. De Marne in Groningen is een van de onderzoeksgebieden.
Op alle terreinen is het familiebedrijf Westers al een eind op streek. ‘In 1990 hebben wij onze boerderij opengesteld voor wandelaars. Borden heten hen van harte welkom. Zo’n duizend lopers per jaar trekken er langs de velden.’
De afgelopen decennia is het landschap in Noordwest-Groningen niet echt veranderd zegt Westers. ‘Het kenmerkende zijn de open vlaktes afgewisseld met blokjes bos en beplanting rondom de dorpen. Juist die tegenstelling is zo aardig. Om iets meer biodiversiteit te bereiken zonder de openheid teniet te doen hebben we in overleg met een landschapsarchitect hier en daar lage struiken, zoals de egelantier en braamstruiken geplant. Of boswilgen, want die kan je afzagen.’
Ook voor zijn nieuwe schuur koos Westers niet voor de goedkoopste en snelste oplossing. Ruim voordat de Omgevingswet zal voorschrijven dat iedereen met een bouwplan zijn directe omgeving informeert en ruimte voor reactie geeft, nodigde Westers al zijn buren uit de nabijgelegen dorpen Kruisweg en Hornhuizen uit, om hen zijn bouwplannen voor te leggen. Met de belofte dat als zij echt bezwaren hadden, hij de plannen zou veranderen.
Hij haalde landschapsarchitecte Greet Bierema erbij voor plaatsing van de schuur in het landschap. Zij raadde hem aan om de schuur op enige afstand van de bestaande schuur te zetten om zo een erf te creëren én om de architect ontwerpvrijheid te gunnen.
De schuur is ontworpen door architectenbureau Onix. ‘Met ramen, want we willen transparant zijn. Wie er nu langs loopt ziet dat de schuren uit heel verschillende tijden, 1870 en 2017, vriendschap hebben gesloten’.
‘Het micro-organisme is de baas’
De meeste boeren zouden wel wat beter met de natuur om kunnen gaan. Westers beseft dat dit een veelgedeelde gedachte is. Maar, zegt hij, de boeren kunnen het niet alleen. En er komt nog zo veel op de boeren af, laten we eerst het bestaande zo goed mogelijk beheren. Dat is al moeilijk genoeg.’
Hij hoopt dat de pilot in De Marne een vervolg krijgt, maar is er niet gerust op. ‘Ik heb al eerdere ervaringen met projecten die toch worden afgeblazen’.
Gevraagd naar zijn perspectief op de toekomst noemt hij de kringloopgedachte. ‘Dit is een van de modellen die in de pilot onderzocht zijn. Ik ben zeer voor de kringloopgedachte. Wij doen met de Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw hier onderzoek naar, begeleid door het Louis Bolk Instituut. Op de proefboerderij Kollumerwaard wordt de kringloop op het bedrijf zelf gesloten, zonder vee. We gebruiken geen rundermest, maar het maaisel van klavers als groene mest. Zonder externe stikstof en andere mineralen dus. Die groene bemesters doen het goed.’
‘Het micro-organisme is de baas. Dat zie je nu met het Coronavirus, maar het geldt ook in de bodem. Daar moeten we meer zicht op krijgen. De microbiologie van de bodem wordt heel belangrijk. Met specifieke bemesting moeten we de grond in balans brengen en houden en zo de voedingswaarde van planten verhogen. We hebben de afgelopen decennia een enorme afname van voedingswaarde gezien. At je vroeger één appel, nu moet je er drie eten om evenveel voedingsstoffen binnen te krijgen.’
‘We gaan zeker op weg naar een afbouw van chemische gewasbeschermers. Wij als biologische boeren hebben Roundup van Monsanto al lang niet meer nodig, maar de chemie geeft zijn positie niet zo maar prijs. De industrie zal met vriendelijker middelen komen.
En werken zonder chemie vergt van de boeren een andere bedrijfsvoering.
‘Ik kijk nu naar buiten en zie mijn zoon werken op de akker (het is Koningsdag, zeven uur ’s avonds, MB.). Als hij de sproeier met een doorsnee van 36 meter had genomen, was hij in een uurtje klaar geweest. Nu is hij nog wel even aan het schoffelen.’
Tekst: Marijke Bovens
Luchtfoto's: JMK Media