Internationale experts denken mee over het mengen van wonen en werk
Rijksadviseur Daan Zandbelt ging op 12 december in gesprek met internationale gasten om kennis uit te wisselen over mengen van wonen en werken in hoge dichtheden. Met experts uit München, Londen, Stuttgart, Brussel en Delft werd gesproken over de vraag hoe je verschillende vormen van wonen en werken in de stad kan mengen.
De bijeenkomst werd georganiseerd in het kader van de advies aanvraag van het uitvoeringsprogramma Ruimtelijk-Economische Ontwikkelstrategie (REOS), waarin uitgangspunten worden opgesteld om deze menging tot een succes te maken. Deze punten werden voorgelegd aan de internationale gasten. In het REOS programma werken het Rijk, vijf provincies, vijf steden en vier economic boards uit de Noordelijke en Zuidelijke Randstad en de Brainport Eindhoven aan versterking van de internationale concurrentiekracht van Nederland.
Versterken Nederlands vestigingsklimaat
Het mengen van wonen en werken in hoge dichtheden kan een middel zijn om het Nederlandse vestigingsklimaat te versterken. Dit mengen zorgt voor interactiemilieus waar makers en denkers samen tot innovatie kunnen komen. Daarnaast zorgt een brede variatie aan werk voor het vergroten van keuzevrijheid en maakt het ons land aantrekkelijk voor een breed scala aan bedrijven. Ook is het belangrijk om werk te behouden in de stad om zo te voorkomen dat productiewerk voor kwetsbare groepen uit de stad wordt gedrukt. Tot slot is er ruimte in de stad nodig voor ‘industriële’ stedelijke services, zoals de bouwmarkt en de loodgieter.
Het mengen van wonen en werken kan ook lastig kan zijn, met name vanwege de bij ‘werk’ behorende logistiek en geluidsoverlast. En de grote vraag is ook wat je wel en niet zou moeten willen mengen – en waar zijn de ondernemers zelf bij gebaat?
Tijdens de bijeenkomst in het Johan de Witthuis werd met de internationale experts werden de transformaties van brown fields in de grote steden besproken: Merwevierhavens (Rotterdam), Havenstad (Amsterdam), Binckhorst (Den Haag), Merwedekanaalzone (Utrecht) en de transformatie van het Eindhovense stationsgebied Fellenoord. Wat kunnen deze steden leren van steden als Londen, München, Kopenhagen, Brussel en New York?
Battle for the ground floor
Uit München, Londen en Brussel komen geluiden dat mengen planmatig organiseren bittere noodzaak is. Door de hoge druk op de woning- en kantorenmarkt blijft er simpelweg te weinig ruimte over voor stedelijke services in de stad. En als je die functies wel in je stad weet te houden, is het een enorme uitdaging om de begane grond goed te verdelen, zo horen we vanuit Londen van Mark Brearley. Hij is als professor verbonden aan de London Metropolitan University en heeft jarenlange ervaring met projecten om de lokale maakindustrie in Londen te behouden en versterken. Terwijl we in Nederland vaak worstelen om plinten te vullen met relevant programma, zien we daar een battle for the ground floor.
Ook professor Martina Baum en Markus Vogl van het Städtebau-Institut van de universiteit van Stuttgart herkennen dit. Als de verpleegkundige, leraar of politieagent geen huis meer kan betalen in de stad is je stad kwetsbaar. Hetzelfde geldt voor werk, je komt in de problemen als er geen betaalbare grond meer beschikbaar is voor bedrijvigheid. München heeft 120 hectare nodig voor ‘industriële’ stedelijke services. Er is op dit moment maar 34 hectare. Dat vraagt om creatieve oplossingen en ruimtelijk en financieel aantrekkelijke constructies om werk in hoge dichtheden te organiseren – bijvoorbeeld ook verticaal als het op de begane grond te druk wordt.
Strenge zonering
Kristiaan Borret, stadsbouwmeester van Brussel, is ervan overtuigd dat met de juiste zonering en bestemmingsplannen wenselijke mixen kunnen worden gestimuleerd. In Brussel zijn mixen op maat vastgesteld, bijvoorbeeld voor een gebied geldt 90% productief werk op de begane grond als eis. Juist daarmee kun je bedrijven aantrekken die brood zien in de uitdaging om zich aan te passen aan de stedelijke schaal. Waar de draaicirkel van een vrachtwagen niet meer bepalend hoeft te zijn, maar de bedrijfslogistiek andere oplossingen vindt.
Een ruimtelijk verhaal over werk
Voor onze steden, waar de druk minder hoog is, vraagt dit vraagstuk niet alleen om ontwerpkracht, maar in eerste instantie om een goed verhaal over werk. Ruimtelijk ontwerpers hebben een traditie in het organiseren en vormgeven van woonvormen, maar het werk heeft traditiegetrouw een eigen logica van grondprijzen en efficiëntie waar weinig ontwerp aan te pas komt. Ook laat productiewerk zich minder makkelijk verticaal organiseren dan kantoren en woningen, om logistieke en andere bedrijfsmatige redenen, zo wijst onderzoek over de ruimtelijke organisatie van werk van Birgit Hausleitner (TU Delft) uit. Op grotere schaal kunnen we wel gebruik maken van bestaande ruimtelijke logica over waar te mengen: zowel Londen als Rotterdam hebben een traditie van ‘hoogstraten’ waar op kleine bedrijvigheid samengaat met wonen. Ook zijn de logistieke assen vaak al bepaald en ook is het belangrijk niet ieder bedrijventerrein ter discussie te stellen. Werk heeft ook bescherming nodig. Het is voorstelbaar om te werken met een raamwerk van straten, waarin differentiatie is tussen de straten: hoofdstraat met voorzieningen, logistieke achterstraten, rustige woonstraten en gemengde straten.
Naar verwachting wordt in februari wordt het advies van het CRa gepubliceerd