Kwaliteit als motor voor de stad
Rotterdam Centraal is een van de zes Nieuwe Sleutelprojecten: integrale stedenbouwkundige projecten rondom de stations van de hogesnelheidstrein. Het zijn nationale projecten waar het Rijk een miljard euro heeft geïnvesteerd in een kwalitatief hoogwaardige ontwikkeling van station en stationsgebied. Inmiddels is het Centraal Station van Rotterdam opgeleverd en met veel lof ontvangen. De stad heeft er een entree van grote allure mee gekregen. Het CRa bezocht het station tijdens een werkbezoek met de directeuren van de departementen en een groot aantal betrokkenen vanuit Rijk en gemeente. Welke vruchten werpt de samenwerking af en is het Q-team goed in stelling gebracht?
Onder leiding van architect Jan Benthem bekeek het gezelschap het station en zijn aanhechting op de omgeving. Het station is opgevat als openbare ruimte, als deel van de stad dat ook de twee stadsdelen met elkaar verbindt. Beslist geen tunnelgevoel dus in het ruim opgezette stationsgebouw, maar het gevoel van een winkelstraat die doorloopt. Het ambitieniveau is dat van de grote Europese stations, counterparts in het hogesnelheidsnet. De kwaliteitsambitie is door de jaren door alle samenwerkende partners weten vast te houden. En kwaliteit blijkt zijn eigen enthousiasme te kweken en heeft dus een extra versterkend effect. Zo was iedereen dermate enthousiast over wat er met elkaar gerealiseerd werd, dat op het laatste nippertje natuurstenen tegels op de perrons mogelijk werden. ‘Iedereen deed zijn best om het nóg beter te maken’, aldus Jan Benthem. Het Q-team speelde een cruciale rol in het vasthouden van de kwaliteitsambitie.
Mandaat
Hoe is samen met de partijen gemeente, Rijk, ProRail, NS en andere eigenaren in het gebied ruimtelijke kwaliteit gedurende ontwikkeling boven tafel gebleven? Volgens Astrid Sanson, destijds directeur Stadsontwikkeling van de gemeente Rotterdam, gaat het ten eerste om het ontwikkelen van een gezamenlijke ambitie, een visie op het gebied waar iedereen zich voor in wil zetten. Het Q-team schiep ruimte om de ‘constante strijd om geld’ om te buigen naar het met elkaar voeren van inhoudelijke discussies, aldus Sanson. Zo werd het bijvoorbeeld alle partijen duidelijk dat een grote hal wel degelijk nodig was, bezien vanuit kwaliteitsoogpunt en de uitstraling naar de stad. Het Q-team moet daarvoor wel verankerd zijn in de structuur van het project. ‘Een Q-team is zo goed als het mandaat dat ze heeft,’ aldus Rijksadviseur Architectuur Koen van Velsen, die als spoorbouwmeester jarenlang lid was van het Q-team voor Rotterdam CS.
Kwaliteitsimpuls
De kwaliteitsimpuls van het station werkt onmiskenbaar als motor voor de integrale gebiedsontwikkeling van het stationsgebied én van de rest van de binnenstad. Betrokken partijen hebben geleerd om niet alleen vanuit hun eigen belang te praten, zegt Koen van Velsen. ‘Het gaat om het belang dat je sámen hebt. Vanuit de integraliteit zijn besluiten genomen.’ Het Q-team helpt om die cultuur van samenwerking te laten doorsijpelen naar de gehele organisatie van het project, aldus Astrid Sanson. De structuur moet wel goed georganiseerd worden. ‘Dat is niet hetzelfde als partijen maar gewoon bij elkaar zetten,’ zegt Jan Benthem. Liefst ook licht het Q-team een negatief advies zelf toe in de NSP Stuurgroep.
Sturing vanuit het Rijk
Het Q-team heeft een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van de nu alom bejubelde kwaliteit van station en omgeving. Het werkt naar twee kanten, aldus Jan Benthem. ‘Het Q-team houdt enerzijds de ontwerper scherp, en anderzijds stimuleert het ook de projectleiders van de deelprojecten.’ In Rotterdam hebben alle partijen het nut van het Q-team ingezien, toch zou voor de toekomst de sturing vanuit het Rijk scherper kunnen worden gemaakt, meent Koen van Velsen. Het Rijk besteed immers maar liefst een miljard om te zorgen voor extra kwaliteit. En niet alle gemeenten zijn even consequent of stringent in het inzetten van een Q-team. ‘Het Rijk zou nog strenger betrokken mogen zijn en sturender zijn om de positie van het Q-team binnen het proces beter te borgen.’