Frits van Dongen: Naar een Nieuwe Bouwcultuur
Tijdens het symposium ter gelegenheid van het afscheid van Frits van Dongen als Rijksbouwmeester sprak Van Dongen onderstaande speech uit.
Lieve familie, vrienden, collega´s en vakbroeders of -zusters,
Vandaag neem ik afscheid als Rijksbouwmeester. Met veel plezier en toewijding heb ik aan de invulling van dit prestigieuze ambt gewerkt. Een ambt dat al sinds 200 jaar bestaat en waarvan de inhoud verandert met de tijd. Ik wens mijn opvolger, wie dat ook moge worden, veel succes en hoop dat hij of zij met hetzelfde plezier het ambt mag vervullen als dat ik heb gedaan.
Gouden Eeuw
Waar komen we vandaan? Ik beschouw onze afgelopen eeuw als onze Tweede Gouden Eeuw. Dit keer niet van Rembrandt, Jacob van Campen en de 17e eeuwse grachtengordel, maar vanwege de economische groei en ontwikkeling in de architectuur en ruimtelijke ordening. Gedreven door de economische groei werd onze bouw en ontwerpsector voortgestuwd. Een enorm rijk ontwikkelde ontwerpdiscipline verbeeldde de stijging van welvaart en de kwaliteit van leven. Beroemd in binnen- en buitenland gedijden we goed. Bouwers, ontwikkelaars maar ook wij als ontwerpers. Dutch design werd een ‘global trademark’. Maar ergens tijdens de rit zijn we uit de bocht gevlogen. Gebouwen werden gereduceerd tot huurcontracten. Tot lucratieve beleggingen, in plaats van plekken waar mensen wonen, werken en leven.
Reflecteren
Toen ik in 2011 aan deze klus begon zag de wereld van de ruimte er dan ook somber uit. Ik had juist een jaar ervoor in Venetië de installatie ‘Vacant NL’ van Ronald Rietveld gezien en dat maakte een verpletterende indruk. Een zee van blauwe schuimblokken liet in één klap de ernst van de situatie zien. Miljoenen vierkante meters aan lege gebouwen: kantoren, woningen, kerken, fabrieken en boerderijen. Ook op mijn bureau was het een zware tijd. We hebben veel getalenteerde mensen moeten laten gaan als gevolg van de crisis. Toen ik gevraagd werd om Rijksbouwmeester te worden moest ik dan ook even nadenken. Hoe langer ik dat deed des te sterker werd het gevoel dat ik juist als Rijksbouwmeester hier iets aan kon doen. Ik was 65 geworden en dan ga je vrijwel automatisch reflecteren over het leven en je werk dat daar een belangrijke rol in speelt. Niet in de laatste plaats omdat mensen dat op de een of andere manier van een 65-jarige verwachten. Ik heb toen ook de knoop doorgehakt omdat ik iets wilde betekenen voor het vak en mijn vakbroeders naast de bijdrage van mijn eigen praktijk.
Architect des Konings
Ergens in de beelden achter me verschijnt het portret van Jean-Thomas Thibault. De eerste Rijksbouwmeester (1806-1810), toen nog: ‘Architect des Konings’ geheten. Hij ontwierp paleizen voor de Koning. Sindsdien is het ambt veel veranderd, net als de wereld trouwens. De Rijksbouwmeester werd van architect van de paleizen en rijksgebouwen tot belangrijkste adviseur van de regering inzake de architectonische kwaliteit van de gebouwen van het Rijk. Wat had ik als ras-ontwerper daartussen te zoeken? Heel veel, zo bleek. Als er dan niet veel valt te ontwerpen, laat staan te bouwen, wat dan wel? Gelukkig kon ik mijn kwaliteiten laten zien in de architectenselecties van het Rijk. De Hoge Raad, het Nationaal Militair Museum, het RIVM, Rijkskantoor Rijnstraat 8 zijn of worden nu gebouwd. Het Rijk bouwt dus nog wel, maar belangrijker bleek de vraag: wat te doen met onze grote voorraad bestaande gebouwen?
Vloedgolf
De noodzaak tot hergebruik en herbestemming van de bestaande voorraad werd me vrij snel duidelijk. De urgentie waarmee dit in de markt en de overheid werd gevoeld, bleek echter nog vrij laag. Ik stelde me de taak dat het herbestemmen en hergebruiken van gebouwen niet langer een romantische wens was, maar een absolute noodzaak. Het wordt hoog tijd dat de leegstand en de transformatie als nationale opgave wordt bestempeld. Zodat we met dezelfde geestdrift deze opgave tegemoet treden als het Deltaplan waar de befaamde deltawerken uit zijn ontstaan. Toen was er een watersnoodramp voor nodig, nu hoop ik dat de blauwe zee van Rietveld geen vloedgolf wordt.
Uitgebouwd voor de speculatie
We zijn uitgebouwd, zo werd ik geciteerd. De bijzin die ik daarbij uitte: ‘voor de speculatie’, werd vaak weggesneden ten behoeve van de kracht van het statement. Maar het is zeker een belangrijke nuancering. Zoveel leegstand betekent dat de focus van nieuwbouw naar hergebruik en transformatie moet verschuiven. Maar dat is óók bouwen. Misschien wel van het mooiere soort. Sterker nog, ik heb tijdens mijn hele carrière veel verbouwd. De Philharmonie, waar wij vandaag zijn, is daar ook een voorbeeld van. Deze gebouwen kunnen je zoveel voldoening geven, ze ademen de tijdsgeest van toen maar tonen aan dat ze net zo gemakkelijk in het hier en nu kunnen bestaan. Ze zijn als erfgoed onderdeel van ons collectieve geheugen.
Vraag weer centraal
De overblijfselen van wat ik de Tweede Gouden Eeuw heb genoemd zijn overal zichtbaar. Langs snelwegen, op kantorenlocaties, Vinex-wijken en ga zo maar door. Deze, door Rijk en kapitaalmarkt gestuurde ontwikkelingen zijn verleden tijd. Ik pleit dan ook voor een Nieuwe Bouwcultuur. Het thema van deze middag. Een cultuur van bouwen waarbij niet de speculatie maar de vraag weer centraal staat. Een cultuur waar geen gefixeerde eindbeelden als waarheid worden gepresenteerd. En ruimte ontstaat voor minder starre regelgeving en snellere procedures waar ruimte is voor tijdelijkheid. Tijdelijke bestemmingen kunnen de ogen openen voor leegstaand vastgoed, juist ook van het Rijk. Rijksvastgoed is betaald en onderhouden met belastinggeld en dat brengt een belangrijke zorgplicht mee voor de Rijksoverheid. Zet de poorten open, laat de stad binnen en laat burgers zien dat het ook anders kan.
Verdichting in de stad
Onze steden zijn onze belangrijkste economische en culturele motoren. In de traditie van de Rijksbouwmeesters pleit ik voor verdichting van onze steden zodat deze een grotere diversiteit kunnen herbergen en beter bestand zijn tegen nieuwe bedreigingen van onze leefbaarheid. De kwaliteit van onze leefomgeving speelt hierin een belangrijke rol. Hierin zullen steden zich kunnen onderscheiden en zullen bewoners, maar ook bedrijven steeds vaker de weg naar de stad zoeken en hopelijk ook vinden. Bewoners voor de omgeving en de kwaliteit van leven die steden kunnen bieden, en bedrijven voor de mogelijkheid tot uitwisseling van ideeën dat op termijn innovatie stimuleert. En dat is dan weer interessant voor het bedrijfsresultaat. Tevens zijn het de steden waar de nieuwe maatschappelijke opgaven samenkomen. Hoe om te gaan met duurzame energie? Hoe zorg je ervoor dat we op een betaalbare manier aan ons eten komen? En wanneer prevaleert mobiliteit boven leefbaarheid?
Ontwerp verbindt
Het ontwerp kan hierbij helpen. Wij, ontwerpers, hebben de taak om de juiste maatschappelijke opgaven te verbinden met conflicterende belangen en doelstellingen van onze opdrachtgevers. Mijn collega’s van het College van Rijksadviseurs en ik definiëren ontwerpen dan ook als ‘de techniek van het verbinden’. En zo is het. Ik ben nu weer aan het werk als architect op mijn bureau met mijn partner Patrick Koschuch. Na 3,5 jaar Den Haag voelt je eigen bureau toch als een warm bad en daar ben ik trots op. Met veel plezier denk ik terug aan mijn tijd als Rijksbouwmeester maar met nog meer plezier kijk ik vooruit om weer aan de slag te gaan. Maar dat doe ik niet zonder een aantal mensen te bedanken, zonder wie de afgelopen jaren zeer zeker erg eenzaam zouden zijn geweest.
Woord van dank
Mijn dank gaat uit naar mijn voorgangers, Liesbeth, Mels en ook Jo, die mij hebben bijgestaan met raad en daad in soms moeilijke tijden. Mijn ‘eerste’ CRA, Ton, Yttje en Wim waardoor ik bekend raakte met de termen ‘omgevingsvergunning’ en ‘multi-modale knooppunten’.
Ik dank vooral de collega’s van het Atelier Rijksbouwmeester, die mij wegwijs maakten in de ambtelijke wereld van rijksvastgoed en mij met hun inhoudelijke kennis, die zich soms over generaties rijksbouwmeesters strekte, konden voeden. Ik dank ook mijn collega Rijksadviseurs, Eric Luiten en Rients Dijkstra, met wie ik menige discussie heb gevoerd in het college.
Mijn minister Stef Blok, mijn directeur-generaals Peter Jägers en Jaap Uijlenbroek die de overgang van Rijksgebouwendienst naar Rijksvastgoedbedrijf belichaamden. Hen dank ik voor het wegwijs maken in een voor mij nieuw fenomeen: de Haagse realiteit.
Bovenal dank ik voorts en dat blijf ik doen, mijn lieve vrouw Annette en mijn zoon Rients en dochter Mees, die mij tijdens de woelige jaren onverminderd bleven steunen.
Dank u allen voor uw komst, dat stel ik zeer op prijs en ik hoop u allen de hand te mogen drukken en het glas te heffen tijdens de borrel na afloop van dit spektakel. Want dat belooft dit te worden. Ik heb de eer om deze middag te openen, waar ik, ware ik niet zelf onderdeel van het programma, zelf graag voor was uitgenodigd!
Dit belooft dan ook een mooie dag te worden. Ik hoop dat u met mij deze intellectuele oefening tegemoet treed. En dat we aan het eind van de dag een stap hebben gezet in de ontwikkeling van een Nieuwe Bouwcultuur.
Voor nu veel plezier vanmiddag en bedankt voor uw aandacht!
Frits van Dongen